H3+H4 Figuurlijk taalgebruik + homoniemen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Welkom

op tafel:

leesboek, laptop (dicht), 

Woordenschat H3 en H4

klas 3

Leerstof periode 3

1. Woordenschat: - H1: de betekenis van een onbekend woord vinden

                                     - H2: officieel taalgebruik

                                     - H3: figuurlijk taalgebruik

                                     - H4: woorden met meerdere betekenissen

                                     - H5: Overdrijving en ironie

                                     - H6: begrijpen wat er staat

2.- Opdracht Tatoeages (interview+ verslag); voor als je niet mee doet.

Woordenschat H3

Figuurlijk taalgebruik

Aan het eind van deze les:

• Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
• Kun je figuurlijk taalgebruik herkennen.
• weet je wat een homoniem is.

Figuurlijk

taalgebruik

LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?

Ik heb een wond aan mijn hoofd.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Mijn broer krijgt de baard in de keel.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'tegen de lamp lopen'

Wat betekent het nu?

Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

'tegen de lamp lopen'

Wat is er gebeurd?

Figuurlijk taalgebruik 

• Spreekwoorden
• gezegdes
• uitdrukkingen

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik

1. Het zag zwart van de mensen
2. Ik vond het maar een mager cijfer
3. Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
4. Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Figuurlijk taalgebruik

Het tegenovergestelde van figuurlijk

=

Letterlijk

Woordenschat h4

Woorden met meerdere betekenissen: homoniemen

Uitleg: hfd. 4

Woorden met meerdere betekenissen:

Bank  ( om op te zitten/ geldzaken)   

Streek ( bepaald gebied/een grapje: iemand een streek leveren)

Schop ( een trap of een gereedschap)   

Bekijk de onderstaande video.

Daarin wordt heel duidelijk uitgelegd wat homoniemen zijn

             Aan het werk

Wat	Hoofdstuk 3, woordenschat, opdracht 1+2. Hoofdstuk 4, woordenschat, opdracht 1+2.
Hoe	1. alleen= geluidsniveau= stil=10 min. 2.buurman(vrouw) = fluister=10 min.
Hulp	vraag /hand opsteken
Tijd	20 minuten
uitkomst	niet af = huiswerk voor volgende les
Klaar	-maak opdracht 3,4,5. - maak een puzzel - opdracht tatoeages

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?

1. Er kwam geen kip in de winkel.
2. De winkel verkocht geen kip meer.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
'Ze kookt van woede.'

1. Figuurlijk taalgebruik
2. Letterlijk taalgebruik

Tot de volgende keer!

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Figuurlijk taalgebruik