SEMANA 3- MARTES 14-1-25

• Spaans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

 MARTES 14-1-25

¿Qué día es hoy?

La fecha de hoy en español

Hoy es ....

Aquí el profe puede simplemente escribir la fecha de hoy en la pizarra para ir más rápido. Creo que es bueno incluir esto  para despertar la curiosidad. 

MARTES 28-1-25 PW2 - 20% 

Proefwerk 2 + leesvaardigheid   (geen woordenboek)

Stof proefwerk 2:

*Leesvaardigheid

* Luistervaardigheid

* El verbo TENER

* El verbo SER

*Lidwoorden

*Woordenschat la familia

* zinnen over jezelf voorstellen

LEERDOELEN

Je kunt een Spaanstalige tekst over familie begrijpen en de belangrijkste informatie eruit halen.

SUCCESCRITERIA

Je leer nieuwe woordenschat over de familie.

Je weet de volgende woorden in het Spaans;
moeder,vader,broer,zus, opa, oma, mijn/tu.

Je leert de bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Spaans.

Je kent de vervoeging van "SER" EN "TENER'.
Je kunt deze werkwoorden in context toepassen.

ACTIVIDAD VÍDEO

VAMOS A MIRAR UN VÍDEO

TOMA NOTAS EN TU CUADERNO

(MAAK AANTEKENINGEN)

ACTIVIDAD VÍDEO

COMENTA CON TU COMPAÑERO/A TUS NOTAS

LOS ARTÍCULOS 

TRABAJAMOS EN EL LIBRO

LEE LA EXPLICACIÓN (UITLEG) EN LA PÁGINA 34 DE TU LIBRO.

HAZ (MAAK):  EL EJERCICIO 3 EN LA PG. 35 

         EL EJERCICIO 4 Y 5  EN LA PG. 36

TRABAJA EN SILENCIO, POR FAVOR.

DESPUÉS (daarna) CONTROLAMOS.

el chico, el camping

la chica, la piscina, la hermana

los amigos, los padres

las amigas

un chico

el chico

una chica

la chica

un perro

el perro

una mascota

la mascota

los chicos

los países

las chicas

las casas

unos gatos

unos perros

unas guitarras

unas ciudades

Wat doe je als je een woord
in het Spaans niet kent?

PRÁCTICA DE LECTURA

¿QUÉ SIGNIFICA? 

SER

TENER

¡A PRACTICAR!

HAZ (MAAK) LOS EJERCICIOS.

TOMA TU LAPTOP

VE A MAGISTER -> AGENDA DE HOY:

PINCHA EN EL LINK: EJERCICIOS ONLINE

HAZ (MAAK ) LOS EJERCICIOS 2,3 Y 5.

ALS JE KLAAR BENT, GA OEFENEN MET STUDYGO

LEERDOELEN

Je kunt een Spaanstalige tekst over familie begrijpen en de belangrijkste informatie eruit halen.

SUCCESCRITERIA

Je leer nieuwe woordenschat over de familie.

Je weet de volgende woorden in het Spaans;
moeder,vader,broer,zus, opa, oma, mijn/tu.

Je leert de bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Spaans.

Je kent de vervoeging van "SER" EN "TENER'.

Je kunt deze werkwoorden in context toepassen.