This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
3.6 hersenen
Slide 1 - Slide
Programma
Lezen 3.6 (Z.S)
Herhaling 3.4 + uitleg 3.6
Maken 3.6
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Herhaling 3.4
Slide 3 - Slide
Je reukzintuig zit boven in je:
A
neusholte
B
keelholte
C
tong
D
neusslijmvlies
Slide 4 - Quiz
Je reukzintuig is een deel van het:
A
neusholte
B
keelholte
C
tong
D
neusslijmvlies
Slide 5 - Quiz
............ zijn de prikkel voor het reukzintuig
A
Neusslijmvliezen
B
Reukzintuigen
C
Tongen
D
Geurstoffen
Slide 6 - Quiz
Zet de stappen van het proeven in de goede volgorde.
1
2
3
4
Geurstoffen prikkelen je zintuig.
Je besluit een stukje taart te nemen. Er gaan berichten van je hersenen naar je armspieren
Je moeder bakt appeltaart. Er komen geurstoffen vrij uit de appeltaart.
Er gaan berichten van je zintuig naar je hersenen. Je weet wat je ruikt: appeltaart.
Slide 7 - Drag question
Sleep: Waar of niet waar?
WAAR
NIET WAAR
Smaakpapillen zijn prikkels voor de smaakzintuigen.
Smaakzintuigen liggen op je tong en je lippen.
Smaakstoffen sturen berichten naar je hersenen.
Met de smaakzintuigen op je tong kun je smaken waarnemen.
Slide 8 - Drag question
Je eet een boterham met jam. Wanneer weet je dat je de jam proeft?
A
Als de smaakstoffen bij je smaakzintuigen komen.
B
Als de geurstoffen bij het reukzintuig komen.
C
Als de hersenen de berichten van de smaakzintuigen en het reukzintuig samenvoegen.
Slide 9 - Quiz
Leerdoelen 3.6
Aan het einde van de les kan je
Uitleggen hoe de hersenen in elkaar zitten
Slide 10 - Slide
Waar denk je aan bij 'hersenen'
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Video
Hersenen
Je hersenen bestaan uit drie onderdelen:
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Slide 13 - Slide
Grote hersenen
Hersenschors = geplooide buitenkant van je grote hersenen.
Je grote hersenen leggen veel informatie vast. Dit noemen we het geheugen.
Slide 14 - Slide
Grote hersenen
In de grote hersenen liggen de hersencentra.
Dit zijn gebieden in je hersenen die verbonden zijn aan een zintuig.
Slide 15 - Slide
Kleine hersenen
Zorgen voor de coördinatie van impulsen naar je spieren. Hierdoor zorgen ze ervoor dat sommige spieren ontspannen terwijl op hetzelfde moment andere spieren aanspannen. Ze zorgen dus voor beweging.
Slide 16 - Slide
Hersenstam
Je hersenstam zorgt voor processen die onbewust gebeuren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan je hartslag, je ademhaling of je reflexen.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Video
Hoe komen de impulsen in de hersenen?
A
Via het ruggenmerg
B
Via zenuwcellen
C
Via uitlopers
D
Via de huid
Slide 20 - Quiz
De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Groter hersenen, kleine hersenen en hersenstam
Slide 21 - Quiz
Hoe werkt leren?
Leren is het maken van verbindingen tussen zenuwcellen in je hersenen.
Door iets vaker te doen worden deze verbindingen sterker, maar als je iets weinig of niet meer doet worden deze verbindingen steeds zwakker. Door vaak genoeg te oefenen met bijvoorbeeld lopen gaat het uiteindelijk automatisch
Slide 22 - Slide
Geheugen
Korte termijn geheugen: dit geheugen werkt maximaal een half uur. Hier sla je bijvoorbeeld een telefoonnummer op wat je meteen gaat gebruiken.
Lange termijn geheugen: hier onthoud je informatie voor een langere tijd. Dit is informatie uit het korte termijn geheugen die je meerdere malen herhaald hebt.
Slide 23 - Slide
Geheugenspoor
Wanneer je informatie steeds herhaald komt er een vaste route in je hersenen. Dit heet een geheugenspoor. Hoe vaker je dit spoor gebruikt, hoe makkelijker het wordt om dit spoor te gebruiken (en hoe meer je onthoud).
Slide 24 - Slide
Maak deze test: https://www.123test.nl/leerstijl/ Welke leerstijl heb jij?
Slide 25 - Open question
Hebben alle dieren hersenen?
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quiz
Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie