Ik
bel mijn vriendin
op. (opbellen)
Morgen neem ik een medicijn in.(innemen)
Teken dat figuur maar even na.(natekenen)
Dat glas spoel je eerst even om voordat je het gebruikt.(omspoelen)
Vanavond zet ik de televisie aan.(aanzetten)
De dikgedrukte woorden zijn splitsbare werkwoorden