Je kunt uitleggen waarom een apparaat met een groter vermogen meer elektrische energie verbruikt..
Je kunt het energieverbruik van een apparaat berekenen
Slide 3 - Slide
Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
tijd
t
uur of seconde
h
s (let op: niet sec!)
energie
E
kilowattuur
kWh
vermogen
P
Watt of kilowatt
W
kW
spanning
U
volt
V
stroomsterkte
I
ampère
A
Slide 4 - Slide
Vermogen berekenen
x
Slide 5 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 6 - Slide
F | I = P : U
Slide 7 - Slide
F | I = P : U
O | 0,45 kW = 450 W
Slide 8 - Slide
F | I = P : U
O | 0,45 kW = 450 W
B | I = 450 : 90
Slide 9 - Slide
F | I = P : U
O | 0,45 kW = 450 W
B | I = 450 : 90
A+E | I = 5 A
Slide 10 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 11 - Slide
F | U = P : I
Slide 12 - Slide
F | U = P : I
O | 0,075 kW = 75 W
Slide 13 - Slide
F | U = P : I
O | 0,075 kW = 75 W
B | U = 75 : 3
Slide 14 - Slide
F | U = P : I
O | 0,075 kW = 75 W
B | U = 75 : 3
A+E | U = 25 V
Slide 15 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 16 - Slide
F | I = P : U
Slide 17 - Slide
F | I = P : U
O | 0,6 kW = 600 W
Slide 18 - Slide
F | I = P : U
O | 0,6 kW = 600 W
B | I = 600 : 120
Slide 19 - Slide
F | I = P : U
O | 0,6 kW = 600 W
B | I = 600 : 120
A+E| I = 5 A
Slide 20 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 21 - Slide
F | U = P : I
Slide 22 - Slide
F | U = P : I
O | 0,4 kW = 400 W
Slide 23 - Slide
F | U = P : I
O | 0,4 kW = 400 W
B | U = 400 : 8
Slide 24 - Slide
F | U = P : I
O | 0,4 kW = 400 W
B | U = 400 : 8
A+E | U = 50 V
Slide 25 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 26 - Slide
F | P = U x I
Slide 27 - Slide
F | P = U x I
O | -
Slide 28 - Slide
F | P = U x I
O | -
B | P = 36 x 4
Slide 29 - Slide
F | P = U x I
O | -
B | P = 36 x 4
A+E | P = 144 W
Slide 30 - Slide
Oefenopgave 5
Slide 31 - Slide
F | U = P : I
Slide 32 - Slide
F | U = P : I
O | 0,8 kW = 800 W
Slide 33 - Slide
F | U = P : I
O | 0,8 kW = 800 W
B | U = 800 : 10
Slide 34 - Slide
F | U = P : I
O | 0,8 kW = 800 W
B | U = 800 : 10
A+E | U = 80 V
Slide 35 - Slide
De prijs van Energie
Met een kilowattuurmeter wordt het energieverbruik gemeten in kilowattuur (kWh)
Energie gebruik (kWh) = vermogen (kW) x tijd (uren)
in symbolen
E = P x t
Slide 36 - Slide
Voorbeeld
Een droger van 2000W wordt 3 uren gebruikt.
Hoeveel energie is er verbruikt?
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Een droger van 2000W wordt 3 uren gebruikt.
Hoeveel energie is er verbruikt?
F | E = P x t
Slide 39 - Slide
Een droger van 2000W wordt 3 uren gebruikt.
Hoeveel energie is er verbruikt?
F | E = P x t
O| 2000 W = 2 kW
Slide 40 - Slide
Een droger van 2000W wordt 3 uren gebruikt.
Hoeveel energie is er verbruikt?
F | E = P x t
O| 2000 W = 2 kW
B | E = 2 x 3
Slide 41 - Slide
Een droger van 2000W wordt 3 uren gebruikt.
Hoeveel energie is er verbruikt?
F | E = P x t
O| 2000 W = 2 kW
B | E = 2 x 3
A+E | E = 6 kWh
Slide 42 - Slide
Oefenopgave 1
Volgens metingen van Tweakers verbruikt een PS4 ongeveer 130W wanneer je aan het gamen bent. Als je gemiddeld een uur per dag aan het gamen bent, hoeveel energie in kWh verbruikt de PS4 dan per jaar?
timer
4:00
Slide 43 - Slide
Oefenopgave 2
Op een stofzuiger staat het volgende typeplaatje.
Maarten stofzuigt 3x per week met deze
stofzuiger ongeveer 30 minuten per keer.
Hoeveel energie verbruikt Maarten in een jaar als hij 3x per week 30 minuten stofzuigt?
timer
4:00
Slide 44 - Slide
Oefenopgave 3
Het vermogen van een laptoplader is 45W. De laptop zit 20 minuten aan de lader. Wat is het energieverbruik?
timer
3:00
Slide 45 - Slide
Huiswerk voor maandag 4 maart
Huiswerk staat in SOM
(oefenen met vermogen, spanning, weerstand en energie)