26-9

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

  • Werkwoordspelling
  • Tekstdoelen

Slide 2 - Slide

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen
Ik kan de verschillende doelen die een schrijver kan hebben met een tekst benoemen en herkennen

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 5 - Quiz

werkwoordspelling
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde

Slide 6 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Het vliegtuig crashte ten gevolge van blikseminslag.
B
Het vliegtuig crashtte ten gevolge van blikseminslag.

Slide 7 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd

Slide 8 - Quiz

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 9 - Quiz

Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 11 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 12 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 13 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij heeft de boel belazerd
B
hij heeft de boel belazert

Slide 14 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij onthoud alles wat ik vertel.
B
Hij onthoudt alles wat ik vertel.

Slide 15 - Quiz

Samen oefenen

Het Nederlandse radiolandschap verandert. Dat weten we inmiddels. Maar luisteren we dan helemaal geen radio meer? Zeker wel. Het gebeurt alleen anders dan voorheen.

Schrijf mee in je schrift

Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 tot en met 8 van blz. 30 en 31

Klaar? Werk aan je woordenlijst of fictiedossier
Ook mee klaar? Lezen in de Lees! app

Slide 17 - Slide

Nakijken zakelijke brief

We bespreken het gemaakte werk aan de hand van het correctiemodel.

Slide 18 - Slide

Tekstdoelen

Er zijn verschillende tekstdoelen, als je weet wat het doel van de schrijver is, kun je een tekst beter begrijpen.

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 19 - Slide

Tekstdoelen

Informeren: de schrijver wil je iets leren
Instructie geven: de schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen
Overtuigen: de schrijver wil je overtuigen van zijn of haar mening
Overhalen: de schrijver wil dat je iets doet of koopt
Vermaken: de schrijver wil dat je plezier hebt van de tekst

Slide 20 - Slide

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren

Slide 21 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 22 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 23 - Quiz

Tekstdoelen

Een politierapport heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Beschouwen

Slide 24 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 25 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 26 - Quiz

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
overhalen
D
amuseren

Slide 27 - Quiz

Opdrachten maken

We maken samen opdracht 1 en 2
Hierna werk je zelfstandig aan opdracht 3 tot en met 8

Klaar? Woordenlijst van dit hoofdstuk maken

Slide 28 - Slide

Paragraaf 12 alle opdrachten
Paragraaf 13 opdracht 1 tot en met 8

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide