2A De bloedsomloop hh

3 minuten voordat de les begint
  • Telefoon in tas/broekzak
  • Kauwgom uit
  • Biologieboek en etui op tafel
  • Recht zitten en stil zijn
timer
3:00
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3 minuten voordat de les begint
  • Telefoon in tas/broekzak
  • Kauwgom uit
  • Biologieboek en etui op tafel
  • Recht zitten en stil zijn
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Thema 3: Bloedsomloop
Herhalingsles
Volgende les toets!

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag ?
Herhaling d.m.v. lessonup vragen
Zelfstandig leren

Slide 3 - Slide

Deel 1 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
rode bloedcellen, zuurstof transport
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 4 - Quiz

Deel 2 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 5 - Quiz

Deel 3 zijn ... en de taak is ...
A
witte bloedcellen, zuurstof transport
B
witte bloedcellen, afweer tegen ziekten
C
bloedplaatjes, bloedstolling
D
rode bloedcellen, bloedstolling

Slide 6 - Quiz

Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma vervoert ...
A
voedingsstoffen, hormonen en zuurstof
B
zuurstof, koolstofdioxide en water
C
hormonen, voedingsstoffen, afvalstoffen

Slide 7 - Quiz

Het bloed zit in ons lichaam in bloedvaten. De bloedvaten zijn ...
A
haarvaten
B
slagaders
C
aders
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quiz

Kenmerken van de slagaders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 9 - Quiz

Kenmerken van de aders zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich diep in het lichaam
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich diep in het lichaam
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich aan de oppervlakte
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich aan de oppervlakte

Slide 10 - Quiz

Kenmerken van de haarvaten zijn:
A
hoge bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich niet in de organen
B
hoge bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich niet in de organen
C
lage bloeddruk, dunne wanden, bevinden zich in de organen
D
lage bloeddruk, dikke wanden, bevinden zich in de organen

Slide 11 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van bloedvaten. Welk bloedvat is de slagader? en waarom?
A
Het bloedvat van tekening S, geen kleppen aanwezig
B
Het bloedvat van tekening T, er zijn kleppen aanwezig
C
Het bloedvat van tekening S, dunne wanden

Slide 12 - Quiz

Het weg van het bloed in de kleine bloedsomloop is ... en de taak hierbij is ....
A
hart - hele lichaam - hart, koolstofdioxide opname voor het lichaam
B
hart - longen - hart, zuurstof opname voor het lichaam
C
hart - hersenen - hart, zuurstof brengen naar de hersenen
D
hart - hele lichaam - hart, zuurstof voorziening voor de lichaamscellen

Slide 13 - Quiz

De weg van het bloed in de grote bloedsomloop is ... en de taak hierbij is
A
hart - hele lichaam - hart, zuurstof voorziening voor het gehele lichaam
B
hart - longen - hart, koolstofdioxide afgifte.
C
hart - hersenen - hart, zuurstof opname voor het lichaam
D
hart - hele lichaam - hart, koolstofdioxide voorziening voor het lichaam

Slide 14 - Quiz

De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Dit houdt in dat het bloed ...
A
Tijdens de gehele omloop een rode bloedcel die zuurstof wil afgeven aan lichaamscellen één keer het hart passeert
B
Tijdens de gehele omloop een rode bloedcel die zuurstof wil afgeven aan lichaamscellen twee keer het hart passeert

Slide 15 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 1 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 16 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 2 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 17 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 10 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 18 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 9 is ...
A
de rechter hartkamer
B
de rechter boezem
C
de linker hartkamer
D
de linkerboezem

Slide 19 - Quiz

Je ziet hier een afbeelding van het hart. Nummer 4 is ...
A
de aorta
B
de onderste holle ader
C
de bovenste holle ader
D
de longslagader

Slide 20 - Quiz

Kijk naar de afbeelding. Doordat de hartkleppen open gaan staan vullen de ... zich met bloed.
A
boezems
B
kamers

Slide 21 - Quiz

Kijk goed naar de afbeelding.
Doordat de hartkleppen sluiten vullen de ... zich met bloed.
A
boezems
B
kamers

Slide 22 - Quiz

In het hart is te zien dat één van de delen van het hart duidelijk een stuk beter is ontwikkeld en daardoor opvallend dikker/sterker dan de andere delen van het hart.
Dit sterker ontwikkelde deel heet ...
A
de linkerboezem
B
de linkerkamer
C
de rechterboezem
D
de rechterkamer

Slide 23 - Quiz

Waarom is het nodig dat de ene zijde dikker en sterker is ontwikkeld dan de andere zijde?
A
Omdat dit deel veel bloed moet wegpompen
B
Omdat dit deel veel bloed naar de kleine bloedsomloop moet sturen

Slide 24 - Quiz

De naam van nummer 14 is ... en dit deel bevat ... zuurstof
A
nierader, veel
B
nierader, weinig
C
nierslagader, veel
D
nierslagader, weinig

Slide 25 - Quiz

De naam van deel 8 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
longslagader, kleine
B
longader, kleine
C
longslagader, grote
D
longader, grote

Slide 26 - Quiz

De naam van deel 6 is ... en maakt deel uit van de ... bloedsomloop.
A
darmader, kleine
B
poortader, grote
C
darmslagader, grote
D
leverader, grote

Slide 27 - Quiz

De nieren zijn belangrijk in het lichaam. Zij regelen namelijk...
A
het vochtgehalte en het hormoongehalte in het lichaam
B
het vochtgehalte in het lichaam en de uitscheiding van giftige stoffen
C
het zoutgehalte en het hormoongehalte in het lichaam
D
het hormoongehalte en de uitscheiding van giftige stoffen

Slide 28 - Quiz

Een nierontsteking komt wel eens voor als gevolg van een blaasontsteking. Bacteriën gaan vanuit de blaas dan richting de nieren. Wat is de weg van de bacterie die de blaasontsteking en daarna nierontsteking veroorzaakt?
A
nieren - urineleiders - blaas
B
urinebuis - blaas - urineleider - nieren
C
urineleider - blaas - urinebuis - nieren
D
nieren - urinebuis - blaas - urineleider

Slide 29 - Quiz

sleep het goede antwoord naar het goede nummer
Virus
Antistof

Slide 30 - Drag question

Aan de slag!

Wat? Leer het hoofdstuk op de manier die jij fijn vindt.
(bijvoorbeeld: test jezelfs maken, afsluiting maken, samenvatting maken...etc.)

Hoe? Alleen in stilte.
Hulp? Hand opsteken, docent komt helpen.





Slide 31 - Slide