Welvaart H1 deel 1

Welvaart H1 BBP
9:45-10:45
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welvaart H1 BBP
9:45-10:45

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Introductie (10 min); 
- start met uitleg H1 (30 min); 
- Aan de slag H1 (15 min); 
- Afsluiting (5 min).

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Dali Janssen
> 26 jaar; 
> Molenhoek; 
> Wielrennen & uiteten gaan. 

> Werkenrode School (vmbo); 
> Economie- en geschiedenisdocent; 
> Laatste jaar eerstegraads economiedocent HAN.

Slide 5 - Slide

Kort voorstel
> Je naam; 
> Leeftijd; 
> Woonplaats; 
> Wat je van economie vindt.

Slide 6 - Slide

Planning
27/8: Start Welvaart BBP 
3/9: H1 BBP 
10/9: H2 Aanbodkant 
17/9: H2 + deel H3 Aanbod + vraagkant 
24/9: H3 De vraagkant 
1/10: H4 De arbeidsmarkt 
8/10: H5 Het huishouden
15/10: Activiteitenweek
22/10 Herfstvakantie 

29/10: Herhaling welvaart 
04/11-08/11: Toets (geen SE)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 
- Je kunt berekeningen uitvoeren met veranderingen in reële waarde, nominale waarde & prijspeil. 
- Je kunt de objectieve en subjectieve methode gebruiken betreft het berekenen van het bbp. 
- Je kunt de toegevoegde waarde bepalen en ermee rekenen. 

Slide 9 - Slide

Welvaart

Slide 10 - Mind map

Waarvoor gebruiken economen het BBP?

(wat is het BBP?)
Uitleg
=bruto binnenlands product -> waarde van alle productie in het jaar. 
Altijd gecorrigeerd met het prijspeil. Dus kijken naar de reëele daling/stijging. Wat was daar de formule voor? Nominaal (indexcijfer/prijsindexcijfer) x 100. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat is de toegevoegde waarde van deze fabriek:
Waarde grond- en hulpstoffen: 880.000 euro
Omzet: 1,4 miljoen euro
A
1,59
B
520.000 euro
C
1,4 miljoen euro
D
Daarvoor heb je te weinig informatie

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Twee manieren meten BBP/BBI
+ afschrijvingen

Slide 16 - Slide

VB
Objectief = 
3.000 pizza's voor 3 euro per stuk & 9.000 euro kosten. (3.000x3) - 9.000= 21.000 is de productiewaarde

Subjectief= 
Loon pizzabezorgers + huur gebouw + rente lenen oven + winst + afschrijvingen = 21.000 de productiewaarde

Slide 17 - Slide

Verschil BBP en NBP
Afschrijvingen
Afschrijvingen zijn het minder waard worden van kapitaalgoederen. Denk aan de bezorgbus die na 5 jaar van nieuwwaarde 10k naar 2k is gegaan. Dus 8k minder waard is geworden. Bij het BBP worden deze kosten niet meegerekend, maar bij het NBP (=netto binnenlands product) wel. Daarom wordt dit daar nog eens van het BBP afgehaald. 
Dus: BBP-afschrijvingen=NBP 

Slide 18 - Slide

Koppel onderstaande primaire inkomensoverdrachten aan de juiste productiefactor
Arbeid
Ondernemer-
schap
Natuur
Kapitaal
Een belegger ontvangt dividend op zijn aandelen
Ik krijg aan het eind van de maand mijn salaris gestort
In een deel van mijn tuin heeft de buurman een moestuin aangelegd, in ruil voor een deel van de oogst
Een bedrijf least zijn bedrijfsauto's bij Volkswagen
Een ZZP-er in filmediting koopt de benodigde computer en software op afbetaling, tegen 12 % rente

Slide 19 - Drag question

Wat wordt niet meegerekend met het BBP?
A
Zwart werk
B
Vrijwilligerswerk
C
Inkomsten uit het buitenland
D
A, B en C

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Wat? - Maken 1.1 t/m 1.11
           - Nakijken 
           - Lezen & samenvatten

Hoelang? Tot 10:40. Samen afsluiten

Hoe? Mag met je buur overleggen. 

Volgende les? 1.1 t/m 1.11 af


Slide 21 - Slide

Afsluiting
Leerdoelen: 
- Je kunt berekeningen uitvoeren met veranderingen in reële waarde, nominale waarde & prijspeil. 
- Je kunt de objectieve en subjectieve methode gebruiken betreft het berekenen van het bbp. 
- Je kunt de toegevoegde waarde bepalen en ermee rekenen. 

Volgende les: 
Hoofdstuk 1 afronden

Slide 22 - Slide