Woordenschat les 1

Woensdag
11 september
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woensdag
11 september

Slide 1 - Slide

11-09-2024
  • Woordenschat
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

DOEL
- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen 


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.
Woorden met meerdere betekenissen

Slide 3 - Slide



Bekijk de fragment uit het

Van Dale-woordenboek

Slide 4 - Slide

Wat betekent:
Hopelijk kun je het passen, want ik heb geen wisselgeld.

_______
A
zo voegen of schikken als je dat wenst
B
nauwkeurig acht slaan
C
op zijn plaats zijn = betamen, voegen
D
het geld precies afpassen; niet te veel en niet te weinig

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:
'Moet ik alweer stofzuigen? Daar pas ik voor!', zei Silke boos.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.

____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:
'Johan, pass de bal naar Willen', riep de coach vanaf de zijlijn.
_____
A
op de juiste maat afmeten
B
de vereiste maat hebben
C
niet buiten het kader vallen
D
een bal spelen naar een teamgenoot

Slide 8 - Quiz

Woorden met meerdere betekenissen

Sommige woorden hebben meerdere betekenissen.

Daardoor kun je in de war raken.


Lees de tekst goed, want vaak kun je aan de rest van de tekst zien welke betekenis wordt bedoeld.

Slide 9 - Slide

Voorbeeld:

woord met meerdere betekenissen


De juryleden prijzen de winnaar:

'Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.'



Prijzen is hier niet het meervoud van prijs (hoeveel iets kost of iets wat je kunt winnen).

Prijzen is hier een werkwoord dat betekent: zeggen dat iets of iemand heel goed is (loven, roemen).

Slide 10 - Slide

Woorden met meerdere betekenissen...


Bijvoorbeeld:
Arm = lichaamsdeel / weinig geld hebben

Slide 11 - Slide

Woordenboek gebruiken

Kijk goed welke betekenis in de zin past.

Op de eerste dag van mijn stage moest ik me voorstellen aan de afdelingsleider.

Het woordenboek zegt:





In deze zin betekenis 1

inleiden in een gezelschap; = introduceren: zich voorstellen

Slide 12 - Slide

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De mentor bevestigde dat we morgen het laatste uur vrij hebben.

__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast

Slide 13 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
De conciërge bevestigde het nieuwe prikbord aan de muur.

__________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
zei dat het klopte
D
maakte vast

Slide 14 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Weet jij wat de functie van dat apparaatje is?

______
A
taak, beroep
B
helpen
C
waarvoor iets wordt gebruikt
D
veranderen om iets beter te maken

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Na vijftien jaar kiest Albert voor een nieuwe functie bij een ander bedrijf.

_______
A
taak, beroep
B
helpen
C
waarvoor iets wordt gebruikt
D
veranderen om iets beter te maken

Slide 16 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Ik heb zaterdagmiddag minstens zeven broeken gepast.

_______
A
precies afmeten
B
aandoen om te zien of het past of staat
C
aangegeven
D
veranderen om iets beter te maken

Slide 17 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Heb jij onze presentatie al aangepast?

____________
A
precies afmeten
B
aandoen om te zien of het past of staat
C
aangegeven
D
veranderen om iets beter te maken

Slide 18 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Het geeft je een prettig gevoel als je andere mensen kunt steunen.

_______
A
leunen, rusten
B
helpen
C
vertrouwen op
D
waarvoor iets wordt gebruikt

Slide 19 - Quiz

Wat betekent het onderstreepte woord in de zin:
Deze volle boekenplanken steunen op twee dragers.

________
A
leunen, rusten
B
helpen
C
vertrouwen op
D
waarvoor iets wordt gebruikt

Slide 20 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Ik heb geen ... hoe ik dat probleem moet oplossen.
A
vreemde
B
idee
C
komende
D
enorm

Slide 21 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Het raadsel rond de verdwijning van de wisselbeker blijft een ... zaak.
A
vreemde
B
historische
C
komende
D
enorm

Slide 22 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Weet jij of wij de ... week wiskunde hebben?
A
behoefte
B
historische
C
komende
D
enorm

Slide 23 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Sarah kijkt graag naar ... films.
A
behoefte
B
historische
C
bevestigen
D
enorm

Slide 24 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Het aantal files in ons land is ... afgenomen.
A
behoefte
B
mysterieus
C
bevestigen
D
enorm

Slide 25 - Quiz

OPDRACHT
In de volgende slides lees je steeds twee woorden . 
Ze horen bij een ander woord. Dit woord is een synoniem, ofwel een woord met meerdere betekenissen.

Bijvoorbeeld: Welk woord past hierbij?
lichaamsdeel - weinig geld hebben

Antwoord: arm

Slide 26 - Slide

Welk woord past hier bij?

zitmeubel - geldinstelling

Slide 27 - Open question

Welk woord past hier bij?

metaal - iemand die iets koopt

Slide 28 - Open question

Welk woord past hier bij?

hoofdsteun - zoenen

Slide 29 - Open question

Welk woord past hier bij?

een examen niet halen - vallen, dalen

Slide 30 - Open question

Welk woord past hier bij?

beker - hoofd

Slide 31 - Open question

Welk woord past hier bij?

zojuist - keurig

Slide 32 - Open question

Welk woord past hier bij?

lamp - niet zwaar

Slide 33 - Open question

GELEERD?
- je kunt woorden met meerdere betekenissen herkennen en begrijpen 


- je kunt de juiste betekenis van een woord met meerdere betekenissen opzoeken in een woordenboek.
Woorden met meerdere betekenissen

Slide 34 - Slide

Huiswerk
Wat?
Blok 1 over taal
Blokje 1.11 (vanaf 2.1) + 1.12 (6 t/m 9+)
Wanneer?
Volgende les Nederlands
Hoe?
Je mag met je buurman/vrouw overleggen. Muziek mag ook.
Klaar?
Mag je iets voor jezelf doen.

Slide 35 - Slide