What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2tl hfd 2 Figuurlijk taalgebruik Woordenschat (1)
Woordenschat
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordenschat
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Letterlijk of figuurlijk?
Het kind viel en had een gat
in zijn hoofd.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 3 - Quiz
Letterlijk of figuurlijk?
Zij sprong een gat in de lucht na het horen van de uitslag.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 4 - Quiz
Letterlijk of figuurlijk?
De tandarts zei dat er een gat in mijn kies zit.
A
LETTERLIJK
B
FIGUURLIJK
Slide 5 - Quiz
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 6 - Quiz
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Letterlijk betekent dat je met woorden precies zegt wat je bedoelt.
Figuurlijk betekent dat je met woorden iets anders bedoelt dan je letterlijk zegt.
Slide 7 - Slide
Vandaag
Lezen
Spreekwoorden zoeken in een poster
Terugblik letterlijk en figuurlijk
Spreekwoorden herkennen
Slide 8 - Slide
Leerdoel
Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Slide 9 - Slide
timer
8:00
Slide 10 - Slide
Welke spreekwoorden heb je gevonden?
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Slide
Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Slide 13 - Open question
Letterlijk en figuurlijk
Figuurlijk betekent dat je met woorden iets anders bedoelt dan je letterlijk zegt.
Letterlijk betekent dat je met woorden precies zegt wat je bedoelt.
Slide 14 - Slide
Met de gebakken peren zitten.
A
Iets belangrijks, een kans mislopen.
B
Iets zeggen wat men niet had moeten zeggen.
C
Met de vervelende gevolgen van iets blijven zitten.
Slide 15 - Quiz
Het hoofd boven water houden.
A
Zich honderd procent, volledig inzetten om iets te bereiken.
B
Iedereen moet werken voor zijn brood.
C
Zich redden, niet ten onder gaan.
Slide 16 - Quiz
Het gaat niet over rozen.
A
Er heerst aldoor armoede.
B
Het gaat gepaard met problemen, het gaat niet probleemloos.
C
Iets belangrijks, een kans mislopen.
Slide 17 - Quiz
Uit de hand lopen.
A
Te ver gaan.
B
Zich scherp en vinnig verweren.
C
Erg lang duren.
Slide 18 - Quiz
De hand dicht mogen knijpen.
A
Overal tegenin gaan, dwars zijn.
B
Heel blij en dankbaar mogen zijn voor iets.
C
Genoegdoening krijgen.
Slide 19 - Quiz
Onder één hoedje spelen.
A
Samenspannen, samenzweren.
B
Een leugen komt altijd uit.
C
Armoede die niet opvalt.
Slide 20 - Quiz
Een kind kan de was doen.
A
Ook als iets onmogelijk lijkt, kan het toch gebeuren.
B
Dat is heel gemakkelijk.
C
Overbodig werk doen.
Slide 21 - Quiz
Isa is ook altijd de sigaar.
Wat betekent bovenstaande zin?
Slide 22 - Open question
Bo en haar moeder zijn als twee druppels water.
Wat betekent bovenstaande zin?
Slide 23 - Open question
More lessons like this
Figuurlijk taalgebruik Woordenschat (1)
March 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Letterlijk en figuurlijk
September 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Tekstopbouw, hoofdgedachte, hoofd- en bijzaken, letterlijk figuurlijk
October 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Les 1 - Letterlijk en figuurlijk
November 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
March 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
May 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
April 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spreekwoorden en gezegden
January 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2