Starttaal vooraf - thema 1 - woordenschat 2

Thema 1 'familie en vrienden'
> 10 september 2024 <
Starttaal vooraf
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Introduction

Voorbeeld les Nederlands leerjaar 3.

Instructions

Zie les notities. 

Items in this lesson

Thema 1 'familie en vrienden'
> 10 september 2024 <
Starttaal vooraf

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Start van de les

                                             Ben ik klaar voor de les?
                                             Wat weet ik al?
                                             Wat ga ik leren?
                                             Begrijp ik de lesstof?
                                             Kan ik zelfstandig aan het werk?
                                             Wat heb ik geleerd?
1
2
3
4
5
6

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesopbouw


                                                    Vooraf: Startklaar, Voorkennis activeren
                                                    Instructie: Leerdoelgericht werken, Inclusieve didactiek, Concrete en                                                          herkenbare voorbeelden
                                                    Toepassing: Actieve verwerking, Formatief handelen
                                                    Evaluatie: Afsluiting

1
2
3
4

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Startklaar?
• Op je plek zitten
• Telefoon in telefoontas (of kluis)
• Jas en tas in de kluis.
• Schoolspullen op tafel: Boek, laptop, etui
timer
1:00

Slide 4 - Slide

1. Start van de les
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp.
Terugblik - les 1 
  • Wat betekent het woord eigenschap?
  • Wat betekenen de woorden sociaal netwerk? 
Herhaling thema

Slide 5 - Slide

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen.
Checklist:
Het activeren van relevante voorkennis als een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof .

Leerdoelen
  • Ik begrijp de betekenis van de themawoorden over familie en vrienden.
  • Ik begrijp het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • Ik begrijp wat een bijnaam is. 

Slide 6 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.
Checklist:
• Het leerdoel is in leerlingentaal geformuleerd.
• Het leerdoel is volgens de RTTI-methodiek geformuleerd.
• Het leerdoel geeft een omschrijving van de context (inhoud).
• Er wordt een werkwoord gebruikt in het leerdoel (gedrag).
• De condities worden weergeven in het leerdoel (voorwaarden).
• Er zijn succescriteria gekoppeld aan het leerdoel (norm).

Uitleg
Opdracht 5
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Letterlijk taalgebruik: Er wordt precies bedoeld wat er staat of wordt gezegd
Figuurlijk taalgebruik: Er wordt iets anders bedoeld dan wat er staat of wordt gezegd

Hoe pas ik de juiste toe?
Bij letterlijk taalgebruik zeggen de woorden precies wat er wordt bedoeld.
Figuurlijk taalgebruik moet je vaak je fantasie gebruiken om er achter te komen wat iemand bedoeld.

Slide 7 - Slide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.
Checklist:
• Interactieve uitleg (responsief): wisbordjes, LessonUp check-vragen, Cornell-methode
• Meertaligheid functioneel inzetten
• Iedereen bij de les betrekken


Letterlijk of figuurlijk?

De appel van niet ver van de boom..
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?

Wij zijn van een andere generatie.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Instructie
Opdracht 5
Stap 1 Bekijk de zinnen op blz. 24.
Stap 2 Geef aan of de dikbedrukte zin letterlijk of figuurlijk is.
Stap 3 Klassikaal bespreken.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.
Checklist:
• Dual Coding (woord en beeld combineren)
• Herkenbare voorbeelden gerelateerd aan de leefwereld van de leerlingen


Letterlijk of figuurlijk?
'Jonas maakt altijd grappen, hij zet de klas op stelten'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Sofia heeft veel vrienden, haar sociale netwerk is heel groot'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Mijn kamer is altijd rommelig. Dan zegt mijn vader 'wat een zwijnenstal''.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Khalid is een sociale jongen, hij houd altijd rekening met anderen'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Mijn broer kun je geheimen toevertrouwen, hij houd zijn mond op slot'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'We moeten netjes zijn met de aarde, de volgende generatie wil ook fijn leven'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'We wilden gaan fietsen, maar de regen gooide roet in het eten.'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Mijn broer en ik hebben vaak ruzie, we hebben niet zo een goede relatie'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Letterlijk of figuurlijk?
'Mijn oom gaat voor een vrije opvoeding, daarom mag mijn neefje heel veel'.
Controlevragen
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Uitleg
Opdracht 6
Bijnaam
Een bijnaam is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik.
Met een bijnaam bedoelen ze jou, maar zeggen ze iets anders dan je naam.

Voorbeelden:
Naam: Mohammed Bijnaam: Mo
Iemand die goed kan voetballen Bijnaam: Messi
Je beste vriend(in) Bijnaam: Bestie

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Opdracht 6
Stap 1 Bekijk de afbeelding en lees de teksten vanaf blz. 25.
Stap 2 Gebruik de bijnaam die bij de afbeelding past. 
Stap 3 Klassikaal bespreken.
timer
10:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Hoi ik ben Renzo, ik steek altijd boven iedereen uit.
Mijn bijnaam is...
Controlevragen
A
Franse friet
B
Lange
C
Kitty

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


Hoi ik ben Frans, na schooltijd ga ik naar de snackbar en bestel ik vaak patat.
Wat is mijn bijnaam?
Controlevragen
A
Franse friet
B
Lange
C
Kitty

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


Hoi ik ben Nuria, mijn ouders hebben en katten opvang waar ik graag help.
Wat is mijn bijnaam?
Controlevragen
A
Franse friet
B
Lange
C
Kitty

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is jouw bijnaam?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Online opgave
Stap 1 Ga naar studiemeter > starttaal online > starttaal vooraf (op weg naar 1f) > Thema 1 Familie en vrienden > Hoofdstuk 1 woordenschat > 
Stap 2 Maak het onderdeel themawoorden (opdr. 1-3 en deeltoets).
Stap 3 Maak het onderdeel letterlijk en figuurlijk taalgebruik (opdr. 1-3 en deeltoets).


Klaar? Iets voor jezelf doen op de laptop
timer
20:00

Slide 26 - Slide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.
Checklist:
• Expliciete instructie voor toepassingsopdracht: wat, hoe, hoe lang, klaar?
• Afwisseling in oefentypes
• Eerst voordoen, daarna begeleidt inoefenen, vervolgens zelfstanding en weer samen (ik, wij, jij, wij)
• Het leren zichtbaar maken
• Differentiëren waar nodig: heterogeen en flexibel

Begrippen
  • eigenschap
  • generatie
  • gewoonte
  • kennis
  • opvoeding
  • privacy
  • rekening houden met
  • relatie
  • sociaal netwerk
  • vertrouwen 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
  • Ik begrijp de betekenis van de themawoorden over familie en vrienden.
  • Ik begrijp het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • Ik begrijp wat een bijnaam is. 

Slide 28 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner.
Checklist:
• Zijn de leerdoelen behaald?
• Les in context plaatsen van de periode
• Het leren en het gedrag samen evalueren
• Vooruitblikken adhv JdW-planner



Wat is het belangrijkste wat je hebt geleerd?
Terugblik

Slide 29 - Open question

This item has no instructions