voltooide tijd

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Wat weet je van.....

het perfectum/de voltooide tijd?

voltooide tijd

* in het verleden

* het is klaar, afgelopen

* twee werkwoorden:

- hebben + voltooid deelwoord

- zijn + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord

regelmatig:          ge___(stam)___d/t  

onregelmatig:           ge__(stam) ___en

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              ?

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              fiets

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              fiets

je doet      1.       ge + stam:     ?

              

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              fiets

je doet 1.  ge + stam:     gefiets

                

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              fiets

je doet 1.  ge + stam:     gefiets

                2. + d / t:              ?

Regelmatige werkwoorden

volgen een regel:

werkwoord:       fietsen

de stam:              fiets

je doet 1.  ge + stam:     gefiets

                2. + d / t:              gefietst

NOG EEN WERKWOORD

werkwoord:         wonen

stam:                      _______

NOG EEN WERKWOORD

werkwoord:         wonen

stam:                     woon

1. ge + _____ :

NOG EEN WERKWOORD

werkwoord:         wonen

stam:                     woon

1. ge + _____ :       gewoon

2. + d / t  :              gewoond

vraag:

wanneer gebruik je _d? (gewoond)

wanneer gebruik je -t? (gewerkt)

Kijk naar de laatste letter van de stam :

Zit de letter in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -t toe.

Zit de letter niet in T EXKOFSCHIP / SOFTKETCHUP X ?

Dan voeg je -d toe.

-t

-t

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: zeggen

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: wandelen

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: maken

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: horen

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: koken

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: leren

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: voetballen

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: proberen

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: groeien

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: proeven

Geef de stam en het voltooid deelwoord van: reizen

werkwoorden met een prefix

krijgen geen ge-

gebruiken

verhuizen

bestellen

herkennen

ontdekken

werkwoorden met een prefix

krijgen geen ge-

gebruiken      >     gebruikt

verhuizen      >     verhuisd

bestellen       >     besteld

herkennen    >     herkend

ontdekken    >     ontdekt

Nu zinnen maken!

Wat hebben we nodig?

Twee hulpwerkwoorden.

* hebben

* zijn

de volgorde in de zin

Ik maak mijn huiswerk.        

Zij belt haar moeder.             

We schilderen een portret. 

Ik fiets naar school.                 

Zij trouwt vandaag.                 

de volgorde in de zin

Ik maak mijn huiswerk.        Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Zij belt haar moeder.             Zij heeft haar moeder gebeld.

We schilderen een portret. We hebben een portret geschilderd.

Ik fiets naar school.                 Ik ben naar school gefietst.

Zij trouwt vandaag.                 Zij is vorig jaar getrouwd.

de volgorde in de zin

Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Zij heeft haar moeder gebeld.

We hebben een portret geschilderd.

Ik ben naar school gefietst.

Zij is vorig jaar getrouwd.

De volgorde:

- onderwerp (subject)

- persoonsvorm (hebben/zijn)

- rest van de zin

- voltooid deelwoord

Zet in de voltooide tijd:
Ahmad maakt een oefening.

Zet in de voltooide tijd:
Ayse zegt niets.

Zet in de voltooide tijd:
Emma tekent in haar schrift.

Sofia luistert naar de docent.

De docent praat met de cursist.

Samuel fietst naar huis.

De kinderen horen een geluid.

De hond wandelt in het park.

De basketballer gooit de bal.

Het regent de hele dag.

Begrijp je het?

1. Ik begrijp het!
2. Ik begrijp het nog niet!
3. Ik begrijp het een beetje.