present simpel----present continuous

De present simple.
Welk woord zit daarin dat je herkent?

Simple = simpel! 
Niets ervoor of erachter plakken. Alleen het gewone werkwoord gebruiken.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De present simple.
Welk woord zit daarin dat je herkent?

Simple = simpel! 
Niets ervoor of erachter plakken. Alleen het gewone werkwoord gebruiken.

Slide 1 - Slide

Present simple
In het Engels vorm je de present simple door het SIMPEL TE HOUDEN.

Ik eet - I eat
Ik loop - I walk

GEEN -ing, geen -ed: SIMPEL! (de stam dus)

Slide 2 - Slide

PRESENT SIMPEL
VS.
PRESENT CONTINUOUS

Slide 3 - Slide

Grammar (maak aantekening)

Present SIMPLE (lekker simpel!)


I walk                                          We walk

You walk                                   You walk

She/he/it walks                     They walk

Slide 4 - Slide

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 5 - Quiz




Present Continuous
Present Continuous

Slide 6 - Slide

Present Continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous?

Slide 7 - Slide

Present Continuous
  • Wanneer gebruik je de Present Continuous?

  • Hoe maak je de Present Continuous? 

Slide 8 - Slide

Wat hoort er bij de Present Continuous?
A
Kristel has never been to Italy before.
B
I was playing
C
I am playing
D
Fred is happy

Slide 9 - Quiz

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing
D
hele werkwoord + ing

Slide 10 - Quiz

wat is de present continuous
A
dingen die in het verleden gebeuren
B
dingen die nu aan de gang zijn
C
dingen die in de toekomst gebeuren

Slide 11 - Quiz

Present continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 12 - Quiz

Present Continuous:
Pick the example of the present continuous.
A
He is works late.
B
He is working late.
C
He works late.
D
He working late.

Slide 13 - Quiz

Present Continious

Slide 14 - Slide

What is the Present Continious?
The Present Continious = am/are/is verb+ing

She is reading a book right now
People are chilling at home. 
I am listening to the teacher right now.

Slide 15 - Slide

When do you use the Present Continious?
The Present Continious = something is happening now

Ms. Wildeman is teaching right now. 
Students are chilling at home. 
I am playing video games currently.

Slide 16 - Slide

maak opgave 59 T/m 61
blz 91-92-93

Slide 17 - Slide