This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Lezen 4.3
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen? Verder met 4.3!
We hebben het vandaag over beeld en opmaak
We hebben het vandaag over tekstsoorten
We hebben het vandaag over leespubliek
Daarna gaan we maken: t/m 9
Slide 2 - Slide
Vraagje: hoe kan een schrijver zijn tekst laten opvallen?
Slide 3 - Mind map
Beeld en opmaak (lay-out)
Opmaak is de manier waarop iets is vormgegeven
Je kunt dit laten opvallen door:
de verdeling van de tekst over de bladzijde/beeldscherm
soort letter (en de grootte)
kleurgebruik
plaatjes bij de tekst
Slide 4 - Slide
Wat valt je hierop aan de opmaak?
Slide 5 - Slide
Tekstdoelen (herhaling)
Informatieve tekst: informeert je ergens over
Overtuigende tekst: wilt je ergens van overtuigen
Activerende tekst: wilt dat je iets gaat doen
Amuserende tekst: is ter vermaak/ voor je plezier
Slide 6 - Slide
Voor welk leespubliek is het tijdschrift Libelle geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden
Slide 7 - Quiz
Leespubliek
Een schrijver schrijft voor een bepaald publiek. Die groep lezers noem je "leespubliek". Wanneer je wilt weten voor wie het is geschreven kijk dan naar:
de afbeeldingen
de bron
taalgebruik
het onderwerp
Slide 8 - Slide
Voor welk leespubliek is het tijdschrift Girlz! geschreven?
A
kinderen en jongeren
B
vrouwen
C
pubermeiden
Slide 9 - Quiz
Voor welk leespubliek is de tekst geschreven?
A
ouders
B
studenten
C
kinderen/jongeren
D
meisjes
Slide 10 - Quiz
Nu weten we:
Wat beeld & opmaak is
Wat een leespubliek is
& en de tekstdoelen hebben we nog een keer doorgenomen
Slide 11 - Slide
Jullie maken 4.3 t/m 11
Klaar? Gewoon verder gaan! Volgende keer gaan we verder met dit hoofdstuk.