11 februari

Planung
  • die Lernziele
  • Rückblick
  • Uhrzeiten
  • Grammatik
  • Selbständig arbeiten
  • Wortschatz
Dienstag 11. Februar 2025
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planung
  • die Lernziele
  • Rückblick
  • Uhrzeiten
  • Grammatik
  • Selbständig arbeiten
  • Wortschatz
Dienstag 11. Februar 2025

Slide 1 - Slide

die Lernziele
Aan het einde van de les kan ik het geslacht van zelfstandig naamwoorden bepalen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wie spät ist es?
Es ist .....

Slide 5 - Slide

FRAGEN?

Slide 6 - Slide

E: Grammatik


Het is handig om bij de uitleg aantekeningen te maken!

Slide 7 - Slide

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het

worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das

Wanneer gebruik je welk lidwoord?


Slide 8 - Slide

Geslacht: der, die of das? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

meervoud: altijd het lidwoord die 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
Er zijn een aantal regels die je kunt toepassen

Slide 9 - Slide

mannelijk = der
personen en dieren van het mannelijke geslacht 

der Stier, der Wolf, der Hahn
der Vater, der Mann, der Bruder, der Lehrer

Slide 10 - Slide

vrouwelijk = die
dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 
die Kuh = de koe
die Lehrerin = de lerares


De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk:
die Schule, die Lampe, die Adresse, die Toilette



Slide 11 - Slide

onzijdig = das
  • De meeste woorden waar je "het" voor zet in het Nederlands, zijn in het Duits das. (het boek - das Buch, het huis - das Haus)





Slide 12 - Slide

meervoud = die
Als het om meervoud gaat gebruik je altijd die.
Het maakt dan niet uit of het een mannelijk dier of persoon is.
Bijvoorbeeld: 
der Opa - die Opas | das Tier - die Tiere

Leute en Eltern zijn altijd meervoud

Slide 13 - Slide

Vul het goede lidwoord in van:
Banane
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 14 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Haus
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 15 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Kinder (mv)
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 16 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Bauer (boer)
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 17 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Lehrer
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 18 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Leute (mv)
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 19 - Quiz

Vul het goede lidwoord in van:
Fenster (raam)
A
der
B
die
C
das
D
geen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Je mag nu naar de wc / drinken halen !

timer
4:30

Slide 22 - Slide

Selbständig arbeiten
Machen:
Aufgabe 17 bis zum 23 und 25 (Ab Seite 82)
(Lernliste Seite 100)
Fertig? Dann Slim Stampen A, B of E, mindestens 80%

Eerste 10 minuten niet praten, geen vragen stellen, daarna is fluisterend overleggen toegestaan en help ik bij vragen.
timer
20:00

Slide 23 - Slide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 17 bis zum 23 und 25 (Ab Seite 82)

Lernen: 
Grammatik und Slim Stampen A, B oder E, mindestens 80%

Slide 24 - Slide