zelfstandig naamwoord en lidwoord havo 1

Woordsoorten hoofdstuk 1
zelfstandig naamwoorden en lidwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordsoorten hoofdstuk 1
zelfstandig naamwoorden en lidwoorden

Slide 1 - Slide

Noem de werkwoorden:
Anouk heeft veel cadeautjes op haar verlanglijstje staan.
A
Anouk
B
heeft
C
staan
D
heeft staan

Slide 2 - Quiz

Noem de persoonsvorm:
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 3 - Quiz

Noem het zelfstandig naamwoord (zn)
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 4 - Quiz

Noem het lidwoord:
Het meisje danst.
A
het
B
meisje
C
danst

Slide 5 - Quiz

Zelfstandig naamwoord (zn)
Mens, dier, ding, plant of gevoel
Ook een eigennaam (zn-e); namen, steden, bedrijven
Kenmerken:
- ev en mv
- verkleinwoord
- lidwoord (de, het, een) voorzetten

Slide 6 - Slide

Lidwoord (lw)
De, het, een
Een lidwoord hoort bij een zn
Tussen het lw en het zn kunnen andere woorden staan
De prachtige, witte sneeuw

De, het: bepaald lidwoord
Een: onbepaald lidwoord

Slide 7 - Slide

Wat zijn de ww?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
zat
B
keek
C
zat, keek
D
gisteren

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de zn?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
gisteren, kat, tuin, keek, auto, buren
B
kat, tuin, auto, buren
C
zat, kat, tuin, keek, auto, buren
D
gisteren, in, van, buren

Slide 9 - Quiz

Wat zijn de lw?
Gisteren zat de kat in de tuin en keek naar de auto van de buren.
A
in, de, en, de
B
de, de, de, de
C
een, de en, de
D
het, de en een

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar:
Walter is een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Chris heeft zondag lekker uitgeslapen.
Welke woordsoort is Chris in deze zin?
A
onderwerp
B
zelfstandig naamwoord
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 12 - Quiz

Aan de slag!
Cursus 5 - Paragraaf 3
Blz. 204
Opdracht 2, 3 en 5.

Slide 13 - Slide