This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Welkom h5a!
Slide 1 - Slide
Programma
10 minuten lezen
Hele korte terugblik: inleiding betoog
Middenstuk betoog: theorie bespreken en het middenstuk van een betoog bekijken
Huiswerkopdracht: middenstuk schrijven
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Wat presenteer je ALTIJD in de inleiding van een betoog?
Slide 4 - Open question
Op welke plek in de inleiding presenteer je je stelling?
Slide 5 - Open question
Doel:
Je leert hoe het middenstuk van een betoog eruitziet.
Slide 6 - Slide
Hoe noem je de deelonderwerpen in een betoog?
A
weerleggingen
B
gewoon deelonderwerpen
C
argumenten
D
tegenargumenten
Slide 7 - Quiz
Waar of niet waar? Elke alinea behandelt een ander deelonderwerp.
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Hoeveel argumenten moet je geven in het middenstuk van je betoog?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quiz
Waarmee onderbouw je bij voorkeur je argumenten?
A
met feiten
B
met verklaringen
C
met oorzaak-gevolgtrekkingen
D
met voor- en nadelen
Slide 10 - Quiz
Hoe kun je een alinea met een argument het beste opbouwen?
A
uitleg en voorbeeld - signaalwoord - kernzin (argument)
B
kernzin (het argument) - uitleg en voorbeeld - signaalwoord
C
signaalwoord – kernzin (het argument) – uitleg en voorbeeld
D
kernzin (het argument) - signaalwoord - uitleg en voorbeeld
Slide 11 - Quiz
Naast je inleiding, de alinea's met je drie argumenten en het slot heb je nog één alinea in het betoog. Wat staat daar in?
A
een aantal voorbeelden bij de argumenten
B
een uitleg waar je alle informatie gevonden hebt
C
een tegenargument met een weerlegging
Slide 12 - Quiz
Waar gaat een tegenargument ook alweer op in?
A
gaat tegen de stelling in
B
gaat tegen het argument in
Slide 13 - Quiz
En wat is dan het doel van de weerlegging?
A
het tegenargument bevestigen
B
het tegenargument ontkrachten
Slide 14 - Quiz
Dus even op een rijtje
Elke alinea in het middenstuk behandelt een ander deelonderwerp, in het geval van het betoog dus een ander argument.
Bij voorkeur geef je drie argumenten voor je stelling.
Deze argumenten onderbouw je met feitelijke informatie.
Daarnaast is er een alinea met een tegenargument (dat tegen het standpunt ingaat)en in diezelfde alinea staat ook de weerlegging (die het tegenargument ontkracht).
Elke alinea is op deze manier opgebouwd: signaalwoord - argument (A) - uitleg (U) - bijvoorbeeld (B).
Slide 15 - Slide
Lees het betoog Het Nederlands zou moeten bestaan uit Engels (zie Teams). Welke argumenten worden gegeven voor de stelling? Nummer ze.
Slide 16 - Open question
Lees het betoog Het Nederlands zou moeten bestaan uit Engels (zie Teams). Aan welke signaalwoorden kun je de argumenten herkennen?
Slide 17 - Open question
Lees het betoog Het Nederlands zou moeten bestaan uit Engels (zie Teams) nogmaals. Welk tegenargument wordt er gegeven? En wat is de weerlegging daarbij?
Slide 18 - Open question
Lees het betoog Het Nederlands zou moeten bestaan uit Engels (zie Teams) nogmaals. Aan welke signaalwoorden kun je het tegenargument en de weerlegging herkennen?
Slide 19 - Open question
Huiswerkopdracht
Lees de inleiding en het slot van de tekst Pas met vijf jaar naar basisschool (zie Teams).
Het middenstuk van dit betoog ontbreekt.
Schrijf dit middenstuk.
Gebruik minimaal 200 woorden.
Denk aan de AUB, de feitelijke onderbouwing en de signaalwoorden!
Je levert je middenstuk in aan het begin van de les via SOM.
We gaan in de les aan de slag met dit middenstuk, dus: geen middenstuk, geen les.
Slide 20 - Slide
Ik weet nu hoe het middenstuk van een betoog eruitziet.
Leerdoelcheck!
Slide 21 - Poll
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 11 oktober
Huiswerk: middenstuk betoog Pas met vijf jaar naar basisschool schrijven en inleveren via SOM