oefenen bij 9.4 en uitleg gentherapie

9.2 hh:
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk.
In de bron is een familiestamboom weergegeven.

Hoe erft dit type doofheid over?
A
Dominant, X-chromosomaal
B
Dominant, Autosomaal
C
Recessief, X-chromosomaal
D
Recessief, Autosomaal
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

9.2 hh:
Een bepaald type doofheid bij mensen is erfelijk.
In de bron is een familiestamboom weergegeven.

Hoe erft dit type doofheid over?
A
Dominant, X-chromosomaal
B
Dominant, Autosomaal
C
Recessief, X-chromosomaal
D
Recessief, Autosomaal

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel erfelijk materiaal heeft een gameet (geslachtscel), ten opzichte van een gewone cel.
A
Net zoveel
B
1/2
C
1/4
D
2x zoveel

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met
'intermediaire overerving'?
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft afwijkend kleur
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep 0 hebben een kind met bloedgroep 0. Hoe groot is de kans dat een tweede kind ook bloedgroep 0 heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 4 - Quiz

het kind heeft bloedgroep 0, dus ii. Van vader én moeder moet het dus allel i hebben gekregen, vader heeft dus genotype IAi. Moeder heeft ii (bloedgroep 0). De kans dat vader i doorgeeft is 0,5, de kans dat moeder i doorgeeft is 1. De kans op ii is dus 0,5 x 1 = 0,5. Het feit dat het eerste kind bloedgroep 0 heeft is niet van invloed op de bloedgroep-kans voor het tweede kind.

Welke bloedgroepen kunnen de kinderen van een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep AB hebben?
A
A
alleen AB
B
alleen A of B
C
alleen A of B of AB
D
A of B of AB of O

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


9.2 hh:      Sikkelcelanemie
Sikkelcelanemie is  een erfelijke vorm van bloedarmoede. Uit het bloedonderzoek kan blijken dat een kind sikkelcelanemie heeft, ook als beide ouders het niet hebben. Ook kan blijken dat de zoon of dochter drager is van de aandoening.
Wat kun je uit bovenstaande gegevens afleiden over de overerving van sikkelcelanemie?

A
A
De ziekte erft autosomaal over en is dominant
B
De ziekte erft autosomaal over en is recessief
C
De ziekte erft X-chromosomaal over en is dominant
D
De ziekte erft X-chromosomaal over en is recessief

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Zijn deze genen gekoppeld of niet?
A
Gekoppeld
B
Niet gekoppeld
C
Kan gekoppeld of niet gekoppeld zijn

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Haarkleur en haarstructuur erven hier gekoppeld over.
Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Welke genen zijn dan gekoppeld?

A
zwart met ruw en wit met glad
B
zwart met glad en wit met ruw
C
zwart met wit
D
ruw met glad

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het als een allel dat homozygoot voorkomt, geen levensvatbaar individu oplevert?
A
gekoppelde overerving
B
draagster
C
letale factor
D
multipele allelen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en X-chromosomaal.
- Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten?
- Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
A
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het recessieve allel bezitten.
B
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
C
Ja, zowel volwassen mannetjes als vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
D
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voortkomen die het recessieve allel bezitten.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions



Het allel a is X-chromosomaal en recessief. Wanneer het dominante allel A ontbreekt, is er sprake van een letale factor. Een mannetjesmuis wordt gekruist met een voor dit gen heterozygote vrouwtjesmuis.
Welke geslachtsverhouding man : vrouw kun je verwachten bij het grote aantal jongen dat ze krijgen?
Een letale factor
A
1 : 1
B
1 : 2
C
2 : 0
D
3 : 1

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


Joan en Claude vragen erfelijkheidsadvies. Zij hebben geen van beiden cystische fibrose, een autosomale recessief overervende aandoening. Maar Claude was eerder getrouwd en kreeg uit dat huwelijk een kind met deze ziekte. Een broer van Joan is overleden aan deze ziekte. Joan is zelf nooit getest op de aanwezigheid van het recessieve allel.

Hoe groot is de kans dat Joan en Claude een kind krijgen met cystische fibrose?

Erfelijkheids-advies
A
1/12
B
1/8
C
1/6
D
1/4

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Men kruist AABB x aabb. De genen erven gekoppeld over. De ligging van de genen in de chromosomen is juist weergegeven bij: (De strepen stellen chromosomen voor.)
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Erfelijke aandoening in de familie


--> je moet ethische en biologische argumenten kunnen onderscheiden over het ingrijpen van de mens in de erfelijkheid van mens, dier en plant


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Mensen met een erfelijke aandoening in de familie kunnen onderzoeken hoe groot de kans is op een kind met die aandoening: erfelijkheidsonderzoek

Dit kan voor de bevruchting, tijdens de zwangerschap (vlokkentest of vruchtwaterpunctie) en na de geboorte worden onderzocht.

Het DNA wordt dan onderzocht en er wordt een stamboom gemaakt.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld gentherapie (in vivo)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

 voorbeeld gentherapie (ex vivo)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Genetische modificatie: wanneer het erfelijk materiaal van een organisme wordt veranderd door met name een slecht werkend allel te vervangen voor een goedwerkend allel, bijv. gentherapie bij taaislijmziekte.

Zie bron 22!  Gebruik van stamcellen (waarom?) en Crispr-Cas-techniek

DNA van alle organismen (mens, dier, schimmels en bacteriën)  bestaat uit dezelfde bouwstenen --> dat maakt gentherapie mogelijk

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welke uitspraak over stamcellen is waar?
A
Een stamcel heeft een specifieke taak.
B
Een bevruchte eicel is geen stamcel.
C
In beenmerg zitten geen stamcellen.
D
Stamcellen kunnen differentiëren.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Embryoselectie: embryo zonder genetische aandoening terugplaatsen in baarmoeder via IVF. Mag alleen in NL bij ernstige aandoeningen waaraan kind overlijdt.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions