9.4 Overerving in de familie

9.4 Overerving in de familie
Lesdoelen: Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype af bij de
                         nakomelingen.....
10: ....uit een monohybride kruising met een dominant en recessief allel.
11:  ....uit een monohybride kruising met een codominant of intermediair
            fenotype
12:....uit een monohybride kruising met multipele allelen
13:....uit een monohybride kruising met letale allelen
14:....bij gekoppelde overerving
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

9.4 Overerving in de familie
Lesdoelen: Je leidt de kans op een bepaald genotype en fenotype af bij de
                         nakomelingen.....
10: ....uit een monohybride kruising met een dominant en recessief allel.
11:  ....uit een monohybride kruising met een codominant of intermediair
            fenotype
12:....uit een monohybride kruising met multipele allelen
13:....uit een monohybride kruising met letale allelen
14:....bij gekoppelde overerving

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel erfelijk materiaal heeft een gameet (geslachtscel), ten opzichte van een gewone cel.
A
Net zoveel
B
de helft
C
een kwart
D
twee keer zoveel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is intermediair
A
Beide genen zijn even sterk
B
Het fenotype is mengelmoes van ouders
C
De heterozygote variant geeft een afwijkende eigenschap
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het intermediaire genotype?
A
KwKw
B
KrKr
C
KwKr
D
Roze

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

hoe groot is de kans op een intermediair fenotype bij de kruising ArAw x ArAw?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Iemand met bloedgroep AB heeft een intermediair fenotype. De allelen A en B zijn dan
A
homozygoot
B
intermediair
C
onvolledig dominant
D
codominant

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep 0 hebben een kind met bloedgroep 0. Hoe groot is de kans dat een tweede kind ook bloedgroep 0 heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 14 - Quiz

het kind heeft bloedgroep 0, dus ii. Van vader én moeder moet het dus allel i hebben gekregen, vader heeft dus genotype IAi. Moeder heeft ii (bloedgroep 0). De kans dat vader i doorgeeft is 0,5, de kans dat moeder i doorgeeft is 1. De kans op ii is dus 0,5 x 1 = 0,5. Het feit dat het eerste kind bloedgroep 0 heeft is niet van invloed op de bloedgroep-kans voor het tweede kind.

Welke bloedgroepen kunnen de kinderen van een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep AB hebben?
A
A
alleen AB
B
alleen A of B
C
alleen A of B of AB
D
A of B of AB of O

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Zijn deze genen gekoppeld of niet?
A
Gekoppeld
B
Niet gekoppeld
C
Kan gekoppeld of niet gekoppeld zijn

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Men kruist AABB x aabb. De genen erven gekoppeld over. De ligging van de genen in de chromosomen is juist weergegeven bij: (De strepen stellen chromosomen voor.)
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Haarkleur en haarstructuur erven hier gekoppeld over.
Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Welke genen zijn dan gekoppeld?

A
zwart met ruw en wit met glad
B
zwart met glad en wit met ruw
C
zwart met wit
D
ruw met glad

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Weten jullie dit nog? Hoe noem je het als een allel dat homozygoot voorkomt geen levensvatbaar individu oplevert?
A
gekoppelde overerving
B
draagster
C
letale factor
D
multipele allelen

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Letale allelen
Een recessief allel wordt letaal genoemd als een individu dat dit recessieve allel bezit en niet het dominante, normale allel, voor of bij de geboorte sterft. Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en bovendien X-chromosomaal.
Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten? Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
A
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voorkomen die het letale allel bezitten.
B
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het letale allel bezitten.
C
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.
D
Ja, zowel volwassen mannetjes als volwassen vrouwtjes kunnen het letale allel bezitten.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Een bepaald recessief allel bij fruitvliegjes is letaal en X-chromosomaal.
- Kunnen er volwassen fruitvliegjes voorkomen die dit letale allel bezitten?
- Zo ja, welk geslacht hebben deze fruitvliegjes?
A
Ja, alleen volwassen mannetjes kunnen het recessieve allel bezitten.
B
Ja, alleen volwassen vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
C
Ja, zowel volwassen mannetjes als vrouwtjes kunnen het recessieve allel bezitten.
D
Nee, er kunnen in het geheel geen volwassen fruitvliegjes voortkomen die het recessieve allel bezitten.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions



Het allel a is X-chromosomaal en recessief. Wanneer het dominante allel A ontbreekt, is er sprake van een letale factor. Een mannetjesmuis wordt gekruist met een voor dit gen heterozygote vrouwtjesmuis.
Welke geslachtsverhouding man : vrouw kun je verwachten bij het grote aantal jongen dat ze krijgen?
Een letale factor
A
1 : 1
B
1 : 2
C
2 : 0
D
3 : 1

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


Joan en Claude vragen erfelijkheidsadvies. Zij hebben geen van beiden cystische fibrose, een autosomale recessief overervende aandoening. Maar Claude was eerder getrouwd en kreeg uit dat huwelijk een kind met deze ziekte. Een broer van Joan is overleden aan deze ziekte. Joan is zelf nooit getest op de aanwezigheid van het recessieve allel.

Hoe groot is de kans dat Joan en Claude een kind krijgen met cystische fibrose?

Erfelijkheids-advies
A
1/12
B
1/8
C
1/6
D
1/4

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Oefenen met kruisingsschema's
Tip1: Maak eerste een samenvatting van 9.4 met de begrippen.
Tip2: Dit oefent beter met boek en in je schrift dan online! Maak je de
           opdrachten bij 9.4 online - maak dan uitwerkingen op papier!
Tip3: noteer eerst de allelen, dan de rest van het schema.
Maak de practicum-oefeningen (over 1 week individueel inleveren) 
Nog moeilijk? Ga samen de opdrachten maken of vraag uitleg van Mrn.
Goed gelukt? Maak toepassen (paprika's) en/of ga verder met 9.5!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions