hh tv 1 tm 4

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Wat is de naam van dit tijdvak?

1. Tijd van jagers en verzamelaars
2. Prehistorie
3. Tijd van jagers en boeren
4. Tijd van de eerste mensen

Jagers en 
verzamelaars

Boeren

In welke samenleving was er meer ongelijkheid? Jagers en verzamelaars of de boeren?

1. Jagers en verzamelaars
2. Boeren

Wat past NIET bij 'de levenswijze van jagers en verzamelaars'?

1. ze leefden van de jacht
2. zij leefde in kleine groepen
3. zij waren nomadisch
4. zij hadden sociale verschillen

Wat past NIET bij 'de levenswijze van jagers en verzamelaars'?

1. speer
2. visnet
3. stenen huizen
4. houten schalen

Welk kenmerk past NIET bij 'Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen'?

1. sociale verschillen
2. kleine groepen
3. leven ook van de jacht
4. sedentair

Waardoor worden de overlevingskansen KLEINER als mensen overgaan van jager naar boer?

Waardoor worden de overlevingskansen GROTER als mensen overgaan van jager naar boer?

Welke rol speelde voedseloverschotten bij het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen?

Waarom is bij het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen een bestuur zo belangrijk?

Bij het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen hoort ook het ontstaan van het schrift. Waarom?

1. bestuur
2. belasting
3. handel
4. wetgeving

welk kenmerk van de eerste stedelijke gemeenschappen zie je hier?

Bij welk KA hoort deze bron?

Bij welk KA hoort deze bron?

Bij welk KA hoort deze bron?

Bij welk KA hoort deze bron?

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

Welk kenmerkend aspect? Beredeneer je antwoord!

De komende toets gaat over tijdvak 1 t/m 4
Welk begrip hoort niet bij deze tijdvakken

1. Agrarische samenleving
2. Industriële samenleving
3. Agrarisch-Urbane samenleving
4. Landbouw-Stedelijke samenleving

In het gebied van het huidige Nederland eindigde de prehistorie met

1. De komst van de Bataven
2. De uitvinding van het spijkerschrift
3. De uitvinding van het alfabet
4. De komst van de Romeinen

Een vereiste voor het ontstaan van een agrarisch-urbane samenleving is

1. er moeten architecten zijn.
2. Het drieslagstelsel moet uitgevonden zijn
3. Er moet een landbouwoverschot zijn
4. Er moet in dat gebied graan zijn

Wat is de titel van Tijdvak 2?

Hoe heet de bestuursvorm in het oude Griekenland waarbij één man de macht heeft gepakt of gekregen

1. Oligarchie
2. Tirannie
3. Aristocratie
4. Democratie

Hoe heette de eerste Romeinse keizer?

1. Caesar
2. Augustus
3. Nero
4. Constantijn

Noem een kenmerkend aspect uit tijdvak 1 t/m 4 dat gaat over religie

Stel je krijgt een plaatje over een Romeins badhuis die opgegraven is in Giesbeek. Welke KA hoort daar dan bij ?

1. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken
2. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur
3. De groei van het Romeinse imperium
4. De ontwikkeling van het Jodendom en Christendom

Romaniseren is

1. De verspreiding van de cultuur van de romeinen
2. Het veroveren van zoveel mogelijk gebied door de Romeinen
3. Het proces van handel tussen de Romeinen en Germanen
4. Een verplichte taalpolitiek waarbij alle bezette gebieden het Romaans moeten leren

Wat is de titel van tijdvak 3?

Vraag over tijdvak 3
Welk begrip hoort niet bij dit tijdvak?

1. Ridders
2. Feodalisme
3. Monniken
4. Stadsrechten

In tijdvak 3 spreken we van een

1. Agrarisch Urbane cultuur
2. Een Agrarische cultuur
3. Een Industriële cultuur
4. Een stedelijke cultuur

Het feodalisme is een

1. economisch systeem
2. productie systeem
3. politiek systeem
4. een ambtelijk systeem

Noem de drie standen die in tijdvak 4 ontstaan?

1. Horigheid - Adel - Geestelijkheid
2. Geestelijkheid - Adel - Burgerij
3. Burgerij - Ambtenarij - Adel
4. Horige boeren - Vrije boeren - Landheer

Leg uit waarom het hofstelsel succesvol was.