Signaalwoorden en tekstverbanden

Nederlands

Nederlands

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Slide

Verbanden en signaalwoorden
Doelen van de les:
- je kunt signaalwoorden herkennen
- je weet welke tekstverbanden bij de signaalwoorden horen


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Oorzakelijk verband

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Tegenstellend verband

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Zowel basis als kader maken Lezen blok 4 de opdrachten 1 t/m 5

Slide 14 - Slide

We gaan nu oefenen. 

Slide 15 - Slide

Oefenen
We gaan nu oefenen. 

Slide 16 - Slide

Oefenen

Slide 17 - Slide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 18 - Drag question

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 19 - Quiz

Voordat Peter naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
opsommend tekstverband
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend tekstverband
D
doel/middel verband

Slide 20 - Quiz

Net als in veel landen is het in Nederland verboden mensen te discrimineren op grond van ras.
A
vergelijkend
B
oorzaak/gevolg
C
toelichtend
D
voorwaardelijk

Slide 21 - Quiz

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
D
reden

Slide 22 - Quiz

Vanwege het lawinegevaar konden wee niet gaan langlaufen.
A
oorzaak/gevolg
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend
D
concluderend

Slide 23 - Quiz