Industriële revolutie 5.4 Feniks

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je  de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie omschrijven

Aan het einde van de les kan je uitleggen waarom deze omstandigheden zo waren

Planning

DUD-casino

Opening

Lezen van 5.4

Uitleg en vragen over 5.4

(Af)maken van samenvatting en tijdlijn.

Leerdoelen bespreken

Afsluiting

Tegengestelde belangen

• De fabriekseigenaren hadden veel geld geïnvesteerd. Dit wilden ze snel terug verdienen en veel winst maken.
• Aan veel uitgaveposten konden ze weinig veranderen. Zoals de kosten van de machines en de grondstoffen. De lonen konden ze wel verlagen.
• Er was een groot overschot aan arbeiders. Dus ze konden de arbeiders langer laten werken voor minder geld.
• De opkomst van fabrieken noem je de Industriële Revolutie

Hoezo langer werken voor minder geld?

Vraag en aanbod

Meer arbeiders = meer aanbod

Als arbeiders niet wilden werken kon de fabrikant gewoon andere arbeiders aannemen.

Vrouwen en kinderen werden ook minder betaald dan volwassen mannen.

Werkomstandigheden

Nachtarbeid

2 ploegen, de ene overdag 12 uur, de ander 's nachts.

Weinig slaap = weinig concentratie = veel ongelukken, weinig veiligheid

Streng toezicht en zware straffen

• De fabrikanten deden weinig om deze situatie te verbeteren.
• De fabrikanten waren zelf niet vaak aanwezig. Ze hadden opzichters die de baas waren in de fabriek.
• De opzichters moesten er voor zorgen dat er zoveel mogelijk geld verdient werd. 
• Er kwamen strenge regels waar de arbeiders zich aan moesten houden.

Leefomstandigheden

• De steden groeiden heel snel.
• Kleine dorpen was men eerst vooral bezig met landbouw en nijverheid. Door de opkomst van de stoommachines en fabrieken veranderde dit. Urbanisatie
• Rondom deze fabrieken gingen de arbeiders wonen. Hierdoor groeide de steden.

Snel gebouwde wijken

• Voor een snelgroeiende industriestad was er geen tijd voor een goed uitbereidingsplan.
• Fabrikanten lieten dicht bij de fabrieken zoveel mogelijk huizen bouwen in op zo min mogelijk ruimte.
• (Bijna) geen waterleidingen, riolering en afvalverwijdering.
• Deze wijken werden rommelig en smerig. Hierdoor braken meer ziektes uit.
• Burgers en fabrieken dumpten afval in rivieren.

Hoe zorgde de fabrikanten ervoor dat ze zoveel mogelijk winst maakten?

Werkomstandigheden

Leefomstandigheden

Weinig loon

Strenge opzichters

Weinig eten

Boetes voor fouten

Ploegen van 12 uur

Slechte hygiëne

Te kleine huizen te dicht op elkaar

Geen riolering

Wat was het belangrijkste doel van de Fabrikanten?

1. Zoveel mogelijk geld verdienen
2. Zoveel mogelijk producten maken
3. Zoveel mogelijk mensen aan het werk hebben
4. De arbeiders zo goed mogelijk betalen

Wat is GEEN reden voor het toenemende aantal arbeiders

1. Groeiend bevolkingsaantal
2. Minder mensen nodig op de boederij
3. Grotere fabrieken
4. Huisnijverheid werd minder door opkomst fabrieken