3V1 - 415

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Natuurkunde

1) Pak je spullen

2) Log in op LessonUp

3) Lees in je leesboek 

Raid

Lezen

Wat gaan we doen?

- Het hele hoofdstuk doornemen en voorbeeld vragen oefenen.

- Laatste tips.

4.1

v=​t​​s​​

​v⋅t​​s​​

(s,t)-diagram: een diagram van de afgelegde afstand. Uit de helling kan je de snelheid afleiden.

(v,t)-diagram: een diagram van de snelheid. Uit het oppervlakte onder de grafiek kan je de afgelegde afstand afleiden.

Bij een constante snelheid is de resulterende kracht nul: de meewerkende en tegenwerkende krachten zijn aan elkaar gelijk.

Chris gooit een tennisbal recht omhoog. Tijdens de worp omhoog, als de bal nog in is zijn hand is, dan...

1. is er geen resulterende kracht
2. is er een resulterende kracht omhoog gericht
3. is er een resulterende kracht omlaag gericht

Chris gooit een tennisbal recht omhoog. Net nadat hij de bal loslaat, dan...

1. is er geen resulterende kracht
2. is er een resulterende kracht omhoog gericht
3. is er een resulterende kracht omlaag gericht

Chris gooit een tennisbal recht omhoog. Als de bal weer naar beneden komt, dan...

1. is er geen resulterende kracht
2. is er een resulterende kracht omhoog gericht
3. is er een resulterende kracht omlaag gericht

Opdracht 11

a Tijdens de worp is er een zwaartekracht naar beneden en de spierkracht van Chris omhoog. Omdat tijdens het gooien de snelheid van de bal verandert, is er een netto kracht omhoog.

b Net nadat Chris de bal loslaat, is er alleen zwaartekracht, naar beneden gericht.

c Wanneer de bal terug valt uit het hoogste punt is er alleen zwaartekracht, naar beneden gericht.

4.2

​F⋅s​​W​​

Arbeid is de energie die nodig is om een kracht uit te oefenen over een bepaalde afstand.

Een kracht in de richting van de beweging levert positieve arbeid.

Een kracht tegen de richting van de beweging in levert negatieve arbeid.

W=F⋅s

Leg uit of een kogelstoter met lange armen meer arbeid kan verrichten dan een kogelstoter met korte armen.

Voorbeeld 4.2

Een kogelstoter met langere armen kan de kracht over een grotere afstand laten werken en dus meer arbeid leveren. Hierdoor kan een kogelstoter met lange armen met dezelfde kracht meer arbeid verrichten.

4.3

Je kent de betekenis van de begrippen reactietijd, reactieafstand, stopafstand en remweg.

Je kent de betekenis van de begrippen botskracht en stopkracht.

Je kunt veiligheidsmaatregelen noemen om de botskracht en stopkracht te verkleinen.

Stijn rijdt op zijn brommer met 54 km/h. Ineens ziet hij op een afstand van 34,5 meter een eend de weg oversteken. Hij remt uit alle macht en komt precies voor de eend tot stilstand.
Hij kijkt om en ziet een remspoor van 12m achter zich.
Bereken Stijns reactietijd.

Opdracht 35

Opdracht 35

34,5 m

Opdracht 35

34,5 m

12 m

Opdracht 35

34,5 m

12 m

Reactieafstand = 34,5 - 12 = 22,5 m

Opdracht 35

34,5 m

12 m

Reactieafstand = 34,5 - 12 = 22,5 m

v = 54 km/h = 54/3,6 = 15 m/s

Opdracht 35

34,5 m

12 m

Reactieafstand = 34,5 - 12 = 22,5 m

v = 54 km/h = 54/3,6 = 15 m/s

t=​v​​s​​=​15​​22,5​​=1,5s

4.4

stoot=F⋅t

F⋅t=m⋅v

​F⋅t​​stoot​​

De combinatie van de kracht en de tijd waarin je die kracht uitoefent heet in de natuurkunde de stoot.

Een honkbalknuppel oefent gedurende 0,1 seconde een kracht van 200 N uit op een bal. Bereken de stoot.

Een stilstaande tennisbal (65 gram) krijgt gedurende 0,2 seconde een klap van 10 N. Bereken de snelheid van de bal na de slag.

De motor van een elektrische step levert een kracht van 120N. Bereken hoe lang het duurt voordat de step met bestuurder (70kg) een snelheid van 15 km/h bereikt.

Laatste tips

• Zorg dat je alles van het samenvatting werkblad uit  je hoofd kent.
• Gebruik Gegeven-Gevraagd-Formule-Berekening-Antwoord
• Oefen met de C opdrachten 
• Gebruik de (online)oefentoets NIET om te oefenen