Domein 1 H3 decimale getallen les 11 zelftest

• Rekenen
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 5

Domein 1

Hoofdstuk 3 Decimale getallen

Les 11

Zelftest

Leerdoelen

- Je herhaalt het optellen van decimale getallen.

- Je herhaalt het aftrekken van decimale getallen.

- Je herhaalt het vermenigvuldigen van decimale getallen.

- Je herhaalt het delen van decimale getallen.

Opdracht 1

In de volgende slides worden bezineprijzen van verschillende tankstations vergeleken. 

Vul het juiste teken in

Kies uit: <, > of =.

< = kleiner dan

> = groter dan

= = gelijk

Benzineprijs Wave ____ Benzineprijs Zooff

1. <
2. >
3. =

Benzineprijs SPQR_____Benzineprijs Fuel Save

1. <
2. >
3. =

Benzineprijs Gazz _____ Benzineprijs Zooff

1. <
2. >
3. =

Benzineprijs Fuel Save _____ Benzineprijs Wave

1. <
2. >
3. =

Opdracht

In de komende slides komen sommen met kommagetallen voor.

Dit is plus, min, keer en gedeeld door door elkaar.

3,14 + 1,99 =

8 × 3,7 =

4,8 + 1,56 =

17,2 : 4 =

6,79 − 2,88 =

4,7 × 9 =

4,7 × 9 =

8,62 − 4,9 =

4,7 × 9 =

1,3 × 0,9 =

Johannes koopt het masker Kat en het masker Veren.
Hoeveel moet Johannes betalen?
Schrijf de berekening.

Lieve koopt het masker Piraat.
Hoeveel euro korting krijgt Lieve op het masker?

Hoeveel moet Twan betalen voor 1 buitenband en 2 binnenbanden?
Schrijf de berekening op.

Anouk gebruikt 0,4 kg kunstmest per plantenbak.
Hoeveel plantenbakken kan Anouk met de zak kunstmest bemesten?
Schrijf de berekening op.

Wat vond jij van dit hoofdstuk?

Nederlands

Taalverzorging

https:

Ik heb vlakbij de kust ...?... (snorkelen).

1. gesnorkeld
2. gesnorkelt
3. gesnorkeldt

Ik heb het ver ...?... (schoppen).

1. geschopt
2. geschopd
3. geschopdt

Ik heb een wedstrijd ...?... (dammen).

1. gedamd
2. gedamt
3. gedamdt

Ik heb mijn enkel ...?... (kneuzen).

1. gekneusdt
2. gekneusd
3. gekneust

Ik heb mijn hond ...?... (trainen).

1. getraindt
2. getraind
3. getraint

Ik heb de bal te hoog ...?... (koppen).

1. gekopdt
2. gekopd
3. gekopt

Mijn zusje heeft de muren van haar kamer ...?...
(verven).

De scheidsrechter heeft de speler met een rode kaart ...?... (bestraffen).

Iemand heeft met een sleutel op de motorkap van onze auto ...?... (krassen).

De jongen heeft juist ...?... (handelen) toen het meisje flauwviel.

Hij heeft altijd in mij ...?... (geloven).

Het doelpunt van Oranje is ...?... (afkeuren).

Wat ging er goed deze les?