Les 9 hoofdstuk 1 Spelling/ Grammatica

Hoofdstuk 1 Spelling
Pak je huiswerk, plenda en boek erbij!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 Spelling
Pak je huiswerk, plenda en boek erbij!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we in deze les doen?
  • Huiswerk controleren en nakijken
  • Hoofdstuk 1 Grammatica
  • Uitleggen fictie opdracht

Slide 2 - Slide

Belangrijk!
  • 9 oktober = proefwerk hoofdstuk 1

Slide 3 - Slide

Fictieopdracht 1

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 15

Slide 5 - Slide

Zijn er nog vragen?
Over hoofdstuk 1 Spelling

Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 1 Grammatica
Ga naar bladzijde 48 in je boek!

Slide 7 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

Slide 8 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer

Slide 9 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie

Slide 10 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie    wie

Slide 11 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie    wie         hoe

Slide 12 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie    wie         hoe       waarnaartoe

Slide 13 - Slide

Zinsdelen
Een zin bestaat uit allemaal brokjes informatie:

Gisteren liep mijn zusje snel naar de supermarkt.

wanneer actie    wie         hoe       waarnaartoe

Een brokje informatie noem je een zinsdeel.

Slide 14 - Slide

Zinsdelen
Een zinsdeel bestaat soms uit 1 woord, soms uit meerdere woorden.

Je gebruikt strepen |     |  om een zin in zinsdelen te verdelen.

Ieder zinsdeel krijgt straks een naam.

Slide 15 - Slide

Zinsdelen
Deze zin bestaat uit 5 brokjes informatie, dus uit 5 zinsdelen.

Gisteren |liep |mijn zusje |snel |naar de supermarkt.

wanneer actie       wie            hoe       waarnaartoe


Slide 16 - Slide

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm geeft belangrijke informatie over wat er in de zin gebeurt
  • De persoonsvorm is altijd één woord
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord
  • Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? => Tijdproef of getalproef

Slide 17 - Slide

Stappenplan
1. Zet een streep onder de pv.                                      PV
(tijdproef, getalproef)
2. Verdeel de zin in zinsdelen.                               |zinsdeel|
(zinsdeelproef, brokjes informatie)
3. Zet een O boven het onderwerp.                    |onderwerp|
(Wie/wat + pv?)
O

Slide 18 - Slide