2024-03-21 B1J Latijn

Leerdoelen

  • Ik kan uitleggen wat naamvallen zijn en waarvoor die in het Latijn worden gebruikt.



Weektaak

  • leren: (vette) W t/m portare (TB 23)
  • leren: gr. 1.2 (HB 66) (nom en acc) (incl. rijtje femina en servus)
  • leren: T 1, r. 8-12

    1 / 12
    next
    Slide 1: Slide
    LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

    This lesson contains 12 slides, with text slides.

    time-iconLesson duration is: 45 min

    Items in this lesson

    Leerdoelen

    • Ik kan uitleggen wat naamvallen zijn en waarvoor die in het Latijn worden gebruikt.



    Weektaak

    • leren: (vette) W t/m portare (TB 23)
    • leren: gr. 1.2 (HB 66) (nom en acc) (incl. rijtje femina en servus)
    • leren: T 1, r. 8-12

      Slide 1 - Slide

      Begintaak


      Zeg het hele rijtje van esse op.
      Wat betekent:
      1. clamare
      2. servus
      3. vocare (2)
      4. puer (mv.?)
      5. flumen (mv.?)
      6. iacēre
      7. et (2)
      8. rex (mv.?)
      9. venire
      Vertaal:
      • lacrimant
      • videt
      • audire
      Wat is/betekent:
      • uitgang 3e p ev
      • sumus
      • inf. bij 'est'
      • -nt
      • sunt
      • uitgang inf.

      Slide 2 - Slide

      Even herhalen: zinsdelen


      Rex servum vocat.
      Servus venit.





      Ontleed de zinnen:
      • Wat is de pv?
      • Wat is ond?
      • Wat is lv?

      Slide 3 - Slide

      Zelfstandig naamwoord
      • wordt in het Latijn verbogen
      • er zijn verschillende vormen, voor ev en mv, voor o en lv
      • de vorm voor het onderwerp heet NOMINATIVUS
      • de vorm voor het lijdend voorwerp heet ACCUSATIVUS
      • De nominativus en accusativus zijn naamvallen











      ond. ev.
      lv. ev.
      ond. mv.
      lv. mv.
      -a
      -am
      -ae
      -as
      -us
      -um
      -i
      -os

      Slide 4 - Slide

      Vertaal in het Nederlands:
      1. Taurus videt vaccas.
      2. Vaccae taurum vident.

      Vul in:
      1. Taurus staat in de ..., omdat ...
      2. Vaccas staat in de ..., omdat ...
      3. Vaccae staat in de ..., omdat ...
      4. Taurum staat in de ..., omdat ...









      nom. ev.
      acc. ev.
      nom. mv.
      acc. mv.
      -a
      -am
      -ae
      -as
      -us
      -um
      -i
      -os
      taurus = stier
      vacca = koe

      Slide 5 - Slide

      Vertaal in het Nederlands:
      1. Rhea Silvia femina est.
      2. Pueri servi sunt.

      • Welk zinsdeel is femina?
      • In welke naamval staat femina?
      • Dus?









      nom. ev.
      acc. ev.
      nom. mv.
      acc. mv.
      -a
      -am
      -ae
      -as
      -us
      -um
      -i
      -os

      Slide 6 - Slide

      Vertaal in het Nederlands:
      1. Mars ad Rheam Silviam venit.
      2. Servus ad pueros venit.

      • In welke naamval staat pueros?
      • Waarom?









      nom. ev.
      acc. ev.
      nom. mv.
      acc. mv.
      -a
      -am
      -ae
      -as
      -us
      -um
      -i
      -os
      ad + acc 
      1. naar, tot   2. bij

      Slide 7 - Slide

      Samenvatting:
      • znw worden in het Latijn verbogen
      • het Latijn kent naamvallen: verschillende vormen van het znw
      • nominativus: naamval voor 
            1. onderwerp
            2. naamwoordelijk deel (van het gezegde)
      • accusativus: naamval voor 
            1. lijdend voorwerp 
            2. na bepaalde voorzetsels
      • getal: enkelvoud / meervoud
      • Rijtje: nom ev / acc ev / nom mv / acc mv









      femin-a
      femin-am
      femin-ae
      femin-as
      serv-us
      serv-um
      serv-i
      serv-os

      Slide 8 - Slide

      Wat is/betekent:
      • nominativus (2x)
      • feminam
      • verbuigen
      • rijtje servus?
      • naamval
      • servi
      • getal
      • naamw. deel: welke nv?


      • servos
      • accusativus (2x)
      • servus
      • onderwerp: welke nv?
      • feminas
      • servum
      • lijdend voorwerp: welke nv?
      • feminae
      • rijtje femina
      OEFEN-DIA: oefen 2 aan 2!

      Slide 9 - Slide

      Nieuwe woorden:

      necare
      iubēre
      timēre
      recusare
      tollere
      portare
      mandatum
      ideo
      tamen
      non

      ad (+?)(2)

      Slide 10 - Slide

      Tijd over?

      Pak je TB (oranje) op blz. 23 + je schrift.
      Vertaal van T 1 r. 8-12.
      Noteer de vertaling in je schrift.

      Slide 11 - Slide

      Wat is/betekent:
      • est
      • -nt
      • vocat
      • sunt
      • 3e p. ev. van esse
      • uitgang 3e p. mv.
      • vocant
      • sum

      • esse
      • uitgang infinitivus
      • -t
      • sumus
      • vocare
      • 3e p. mv. van esse
      • uitgang 3e p. ev.
      • de infinitivus bij 'est'
      • estis
      • -re
      OEFEN-DIA

      Slide 12 - Slide