This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Basisstof 3 - Planten
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Eén verschil benoemen tussen zaadplanten en sporenplanten
Slide 2 - Slide
Even terugblikken
Slide 3 - Slide
Dier
Schimmel
Plant
Bacterie
Dier
Schimmel
Plant
Bacterie
Slide 4 - Drag question
Welke drie typen symmetrie zijn er?
Slide 5 - Open question
Welke dieren hebben een uitwendig skelet?
Slide 6 - Mind map
Uitwendig skelet
Slide 7 - Slide
De rijken
Slide 8 - Slide
Planten
Rijk: planten.
cellen:
Celkern
Bladgroenkorrels
Celwand.
Slide 9 - Slide
Ordening
Planten deel je in twee groepen op basis van de manier van voortplanten.
Twee groepen:
Sporenplanten
Zaadplanten (bloemen)
Slide 10 - Slide
Sporenplanten
De voortplanting van sporenplanten vindt plaats met sporen. Een spoor is een cel waaruit een nieuwe plant kan ontstaan. Sporenplanten hebben geen bloemen. Voorbeelden van sporenplanten zijn mossen en varens
Slide 11 - Slide
Sporen
Mossen zijn kleine plantjes die in groepen bij elkaar staan. Ze hebben kleine stengeltjes en blaadjes. Die sporen ontstaan in een sporendoosje op de steeltjes .
Slide 12 - Slide
Sporenhoopjes
Een varen is ook een sporenplant en is goed te herkennen aan de bladeren.
De sporen ontstaan in de sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren.
Slide 13 - Slide
Zaadplanten
De meeste planten die je kent zijn zaadplanten bijvoorbeeld een paardenbloem, madeliefjes, struiken en bomen.
Slide 14 - Slide
Voortplanting zaadplant
Zaadplanten hebben bloemen, waaruit een vrucht met zaden ontstaat. Een zaad kan uitgroeien tot een nieuwe plant.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
overzicht
Slide 17 - Slide
Spore
Sporenhoopje
Sporendoosje
Sporenplant
Zaadplant
Cel waaruit een nieuwe plant kan ontstaan
Aan de onderkant van het blad waarin bij varens sporen ontstaan