Voorbereiding deeltoets 1 3H

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat moet je weten?

- hoofdvraag kunnen 

   vinden

- hoofdgedachte

- citeren

- kernzin benoemen

- woordraadstrategieën

- conclusie trekken

- verwijswoorden


- tekstverbanden herkennen

- tekstdoel

- functie alinea's kunnen benoemen

- objectief /subjectief

- standpunt en argumenten

   herkennen



Slide 2 - Slide

Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 3 - Open question

Er zijn vijf tekstdoelen. Bij elk tekstdoel hoort een tekstsoort

  1. Informeren: de schrijver geeft informatie in een informatieve tekst
  2. Instructies geven: de schrijver legt stap voor stap uitleggen hoe je iets doet in een instructie
  3. Overtuigen: de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening in een overtuigende tekst.
  4. Activeren:  de schrijver wil dat de lezer iets doet of juist niet doet in een activerende tekst.
  5. Amuseren of ontroeren: de schrijver wil bij de lezer emoties oproepen in een amuserende of emotieve tekst

Slide 4 - Slide

Hoofdvraag
De hoofdvraag is de belangrijkste vraag in een tekst. Meestal staat de hoofdvraag in de inleiding....

Slide 5 - Slide

Op welke manieren kun je naar de stad toe gaan? Er zijn verschillende manieren waarop je dat  
kunt doen. Je kunt met de bus, de trein en de auto. 
Conclusie: er zijn drie manieren waarop je naar de stad kunt gaan.
Wat is hier de hoofdvraag?

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte vat de tekst samen in één zin.

Slide 7 - Slide

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 8 - Drag question

Citeren

Slide 9 - Slide

Alinea
- Heeft altijd een kernzin: belangrijkste mededeling van de alinea
- Kernzin staat altijd voor- of achteraan in de alinea
- Andere zinnen zijn toelichting/voorbeelden

Slide 10 - Slide

Woordraadstrategieën
  • Synoniem
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling
  • Bekend woorddeel
  • Omschrijving
  • Woordenboek

Slide 11 - Slide

Een conclusie is een besluit (gevolgtrekking of slotsom) na een onderzoek of na goed nadenken.
Een conclusie trekken is de volgende denkstap die je doet na je onderzoek of je denkfase. Je hebt alle gegevens op een rijtje gezet en kunt vervolgens tot de conclusie komen dat …
Een conclusie trekken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Verwijswoorden

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Welke 4 verbindingsmanieren ken je?

Slide 16 - Mind map




Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp heeft een aantal opmerkelijke misstanden duidelijk gemaakt.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 17 - Slide




Het onderzoek naar de oorzaak van de ramp heeft een aantal opmerkelijke misstanden duidelijk gemaakt.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 18 - Slide



Daarom komen veel mensen niet meer op de fiets.


Het rijwiel werd vroeger ook al minder gebruikt.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 19 - Slide



Daarom komen veel mensen niet meer op de fiets.


Het rijwiel werd vroeger ook al minder gebruikt.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 20 - Slide



Er zijn meerdere moeilijke periodes in een mensenleven, zoals klas 2 op de middelbare school.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 21 - Slide



Er zijn meerdere moeilijke periodes in een mensenleven, zoals klas 2 op de middelbare school.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 22 - Slide



Er zijn meerdere moeilijke periodes in een mensenleven, zoals klas 2 op de middelbare school.

Daarvan wordt gezegd dat dit wel de minst erge tijd is.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 23 - Slide



Er zijn meerdere moeilijke periodes in een mensenleven, zoals klas 2 op de middelbare school.

Daarvan wordt gezegd dat dit wel de minst erge tijd is.

Welke verbindingsmanier?


1 door het gebruik van een signaalwoord

2 door het herhalen van een woord

3 door een overgangszin met een verwijzing

4 door een aankondigende zin

Slide 24 - Slide



De 10 tekstverbanden!

1. Uitspraak-opsomming
2. Uitspraak-tegenstelling
3. Uitspraak-voorbeeld
4. Middel-doel
5. Oorzaak-gevolg
6. Uitspraak-vergelijking
7. Uitspraak reden
8. Uitspraak-conclusie
9. Uitspraak-samenvatting
10. Uitspraak-voorwaarde

Slide 25 - Slide

Tekstverbanden

Slide 26 - Slide

Welk verband herken je in de volgende zin?

Wij hadden betere dingen te doen, zoals een potje FIFA.
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
uitspraak-tegenstelling
D
uitspraak-vergelijking

Slide 27 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Bovendien werd er van ons verwacht dat wij een volledige tekst zouden schrijven.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-voorbeeld
C
Uitspraak-tegenstelling
D
Uitspraak-voorwaarde

Slide 28 - Quiz

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
'Integendeel'
A
Uitspraak - voorbeeld
B
Uitspraak - opsomming
C
Uitspraak - tegenstelling
D
Middel-doel

Slide 29 - Quiz

Welk tekstverband wordt met het signaalwoord uit alinea 3 aangegeven?
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-vergelijking
C
Oorzaak-gevolg
D
Middel-doel

Slide 30 - Quiz

De ketting van Jasper zijn fiets was kapot, waardoor hij ten val kwam.
A
Uitspraak-voorwaarde
B
Oorzaak-gevolg
C
Uitspraak-conclusie
D
Middel-doel

Slide 31 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij het tekstverband oorzaak-gevolg?
A
ook, tevens, bovendien, ten tweede, ten slotte
B
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, onder andere
C
dus, concluderend, dat betekent
D
doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is

Slide 32 - Quiz

Net als vorig jaar zijn de schoolonderzoeken nu een stuk beter gemaakt.
A
Uitspraak-voorbeeld
B
Uitspraak-voorwaarde
C
Uitspraak-vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 33 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
voorbeeld
B
oorzaak/gevolg
C
voorwaardelijk verband

Slide 34 - Quiz


A
Kernzin: Je kunt er dieren verzorgen
B
Kernzin: Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Kernzin: Maar je kunt er ook veel leren.
D
Er is geen kernzin in deze alinea.

Slide 35 - Quiz

Functie van een alinea
Een tekstgedeelte (dat kan een alinea, een deel van een alinea of zelfs een groep alinea’s zijn) heeft een bepaalde functie binnen de hele tekst.

Slide 36 - Slide

vr. 4
Wat is de functie van alinea 1?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 37 - Slide

vraag 1
Wat is de functie van alinea 1?

Hier wordt een voorbeeld gegeven.

Slide 38 - Slide

vraag 2
Wat is de functie van alinea 2?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 39 - Slide

vr. 2
Wat is de functie van alinea 2?

De auteur doet een constatering.
"...kan geen baantje vinden."

Slide 40 - Slide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 41 - Slide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4

De auteur somt hier oorzaken op.

Alinea 3: "Dat komt doordat..."
Alinea 4: "...is ook een oorzaak."

Slide 42 - Slide

Wat is het verschil tussen subjectief en objectief?
A
Subjectief is formeel, objectief is informeel
B
Subjectief is feitelijk, objectief is je mening.
C
Objectief is feitelijk, subjectief is je mening.
D
Subjectief is informeel, objectief is formeel

Slide 43 - Quiz

Wat is zijn standpunt?

Welke argumenten gebruikt hij?

Slide 44 - Slide