Les 6: bijvoeglijk naamwoord

Lesplanning mavo 1
- Vrij Lezen 

- Les 5 nakijken (1 t/m 5)

- Uitleg les 6. Aan de slag! 
Huiswerk = les 6, opdracht 1, 2, 3, 5, 6 en 7
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesplanning mavo 1
- Vrij Lezen 

- Les 5 nakijken (1 t/m 5)

- Uitleg les 6. Aan de slag! 
Huiswerk = les 6, opdracht 1, 2, 3, 5, 6 en 7
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoel 
Je (her)kent het lidwoord/zelfstandig naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke woordsoort is hier onderstreept?

1. Het oude flatgebouw in onze straat wordt de komende maanden opgeknapt.
2. De gele trein rijdt richting Eindhoven. 
3. Mijn moeder wil niet in een heel lelijk flatgebouw zonder lift wonen.
4. Mariëtte gaat vanavond bowlen met haar beste vriendinnen.
5. Die jongen heeft verkering met het kleinste meisje in de klas.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Theorie bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord:
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- kan voor en achter een zelfstandig naamwoord staan,
bijvoorbeeld: De blauwe trui is kapot.
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt, 
bijvoorbeeld: de zilveren ring

Slide 7 - Slide

Sleep de woorden naar de juiste plek. 
Bijvoeglijke naamwoorden
Andere woorden
lief
kast
aardig
oud
blijven
de
ijzeren
vervelende
boek
gekookte
want
langste

Slide 8 - Drag question

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
'De meester zag haar ingespannen gezichtje dat zich over het taalschrift boog.'
A
meester
B
gezicht
C
ingespannen
D
zich

Slide 9 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Omdat mijn moeder een andere baan kreeg.'
A
mijn
B
andere
C
omdat
D
kreeg

Slide 10 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Jij lijkt me een heel serieus meisje met een groot verantwoordelijkheidsgevoel.'
A
heel
B
serieus
C
met
D
groot

Slide 11 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 12 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Een stil meisje, smalletjes, ze hield zich nogal afzijdig', somde Evelien de Bruin op.
A
stil
B
meisje
C
somde
D
op

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je bijvoeglijke naamwoorden?
Schrijf bijvoeglijke naamwoorden zo kort mogelijk! Schrijf zoveel mogelijk wat je hoort!

Let op!
de aardige man - een aardige man
het leuke huis - een leuk huis
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn met - en, bijvoorbeeld: een houten tafel.

Slide 14 - Slide