3 vmbo-b thema 5.5 Ecologie: Aanpassingen bij planten deel 2

Thema 5 Ecologie
5.5 Aanpassingen bij planten
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 5 Ecologie
5.5 Aanpassingen bij planten

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.5 Aanpassingen bij planten deel 1
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.5 Aanpassingen bij planten deel 2
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Aanpassingen bij Planten
Om goed te kunnen functioneren, hebben dieren zich aangepast, aan hun omgeving. 
Maar ook planten hebben zich aangepast aan hun omgeving. 

Slide 3 - Slide

Huidmondjes
Om koolstofdioxide op te nemen uit de lucht en zuurstof en waterdamp af te geven aan de lucht heeft een plant in zijn bladeren: 
HUIDMONDJES

Slide 4 - Slide

Huidmondjes

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

water opslag in dikke stengel
Wateropslag in dikke bladeren

Slide 7 - Slide

naalden verliezen weinig vocht, dus groen in de winter
Loofbomen kunnen minder goed water opnemen in de winter, dus bladverlies

Slide 8 - Slide

Planten in een vochtige omgeving
• veel huidmondjes, dicht aan de oppervlakte
• grote, dunne bladeren
• een dunne waslaag

Slide 9 - Slide

Waterplanten
leven in het water
wortels in de bodem, bladeren op het water
hebben luchtkanalen in hun stengels voor zuurstof

Slide 10 - Slide

Waterplanten onder water
Halen mineralen, koolstofdioxide en water uit het water
Zitten met hun wortels vast in de grond om zich vast te houden,
nemen hiermee geen mineralen op

Slide 11 - Slide

Wat is/zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 12 - Quiz

Een plant is aangepast aan weinig water, dit is een aanpassing aan een
A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 13 - Quiz

Een plant heeft stekels in plaats van bladeren, waar is dit een aanpassing voor?
A
Weinig water
B
Veel water
C
Weinig mineralen
D
Veel voedsel

Slide 14 - Quiz

De lepelplant is een populaire kamerplant. Deze plant komt oorspronkelijk uit een vochtig milieu.
Welke aanpassing heeft deze plant
A
grote platte bladeren en een groot wortelstelsel
B
grote platte bladeren en een klein wortelstelsel
C
klein dikke bladeren en een klein wortelstelsel
D
klein dikke bladeren en een groot wortelstelsel

Slide 15 - Quiz

Leg uit hoe loofbomen voorkomen dat ze ‘s winters uitdrogen.
A
ze laten hun wortelharen afsterven
B
ze laten hun bladeren vallen
C
ze bewegen minder
D
ze hebben minder fotosynthese

Slide 16 - Quiz

droge omgeving
vochtige omgeving
soort bladeren
kleine, dikke bladeren met een dik waslaagje
grote dunne bladeren met een dun waslaagje
soort wortels
groot wortelstelsel
klein wortelstelsel
soms wateropslag in een stengel (cactus)
behaarde bladeren en stengel

Slide 17 - Slide

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het licht.

Slide 18 - Slide

even herhalen
Planten doen aan fotosynthese.

- wat maken planten bij fotosynthese?
- in welk deel van de plantencel vindt fotosynthese plaats?
- wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

5.5 Aanpassingen bij planten
Planten hebben licht nodig voor de fotosynthese.

Sommige planten groeien het beste bij veel licht, bijvoorbeeld in weilanden of woestijnen.

Deze planten noem je zonplanten.

Slide 22 - Slide

5.5 Aanpassingen bij planten
Andere planten groeien juist beter bij weinig licht, bijvoorbeeld op de bodem van een bos.

Deze planten noem je schaduwplanten.

Slide 23 - Slide

zonplant, groeit graag op open plekken in het veld
schaduwplant, groeit meestal in het voorjaar

Slide 24 - Slide

5.5 Aanpassingen bij planten
Schaduwplanten in het bos bloeien vaak vroeg in het voorjaar.
Dan zitten er nog geen bladeren aan de bomen.
Deze planten heten voorjaarsbloeiers.

Schaduwplanten hebben vaak grote, dunne bladeren die donkergroen van kleur zijn. Die donkere kleur komt door het grote aantal bladgroenkorrels.

Slide 25 - Slide

In het diagram links zie je het verschil in groei tussen schaduwplanten en zonplanten.

Wat is dat verschil?

Slide 26 - Slide

Klimplanten








3 Een wilde eend heeft poten met zwemvliezen.



4 Een wulp heeft poten die geschikt zijn om in ondiep water te staan.



Zangvogels
roofvogels
loopvogels
watervogels
steltlopers
Twee verschillende manieren van klimmen, zie je ze?

Slide 27 - Slide

Klimplanten houden zich met hechtwortels vast aan muren en andere planten.

Sommige klimplanten nemen voedingsstoffen op uit de plant waarop ze groeien.

Slide 28 - Slide

Klimplanten groeien snel.
Hoe hoger ze komen, hoe meer licht ze kunnen opvangen.

Er zijn ook klimplanten die geen hechtwortels hebben, maar zich vasthouden met ranken. Die ranken groeien om een stok of een tak van een andere plant.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

VRAGEN??

Slide 32 - Slide

zelf aan de slag
5.5 Aanpassingen bij planten: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 6, 7 en 8 maken
(vanaf blz. 132)

Slide 33 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe planten zijn aangepast aan het licht.

Slide 34 - Slide