This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
1.4 Onderzoek is leuk
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Probleemstelling en onderzoeksvraag
Wat wil je precies onderzoeken?
Slide 4 - Slide
Hypothese (veronderstelling-verwachting)
Maak een hypothese (veronderstelling) voordat je aan een experiment begint: je hypothese is een verwacht antwoord op je onderzoeksvraag.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Resultaten
Hierin vermeld je alleen de waarneming, oftewel je vermeldt alles wat je gezien en gemeten hebt. Je gaat nog geen conclusies trekken uit de gegevens!
Vermeld alle meetresultaten netjes in een tabel (Let op grootheden en eenheden).
Vat deze samen in een overzichtelijke grafiek. (Afhankelijk van je onderzoek een lijndiagram, staafdiagram of cirkeldiagram). Denk aan de regels van een grafiek.
Tekeningen kunnen ook verhelderend zijn (denk aan de tekenregels).
Slide 7 - Slide
Conclusie
Wat is het antwoord op je onderzoeksvraag?
Welke conclusies kun je nog meer trekken uit je resultaten?
Probeer verklaringen te vinden voor de uitkomsten van je experiment, waar baseer jij je conclusie op? Verwijs ook naar belangrijke resultaten.
Was de hypothese juist of niet? Licht dit toe.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
wat kan een onderzoeksvraag zijn bij dit onderzoek?
A
Welke handelingen van de woestijnspringmuis vormen samen een gedragsketen?
B
In welke volgorde komen de handelingen voor?
C
Hoelang eet een woestijnspringmuis?
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 10 - Quiz
Welke letter is de juiste onderzoeksvraag?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 11 - Quiz
Wat staat er in de resultaten van een biologisch onderzoek?
A
De tabellen en/of grafieken
B
De hypothese
C
De benodigdheden
D
De conclusie
Slide 12 - Quiz
Het krijgen van resultaten is de laatste stap bij het doen van onderzoek.