This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
12.1
Constructies en krachten
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
je leert waar constructies uit bestaan
je leert welke constructies steviger zijn dan andere
je leert het verschil tussen druk- en trekkrachten
je leert wanneer en sprake is van drukkracht of trekkracht
je leert waarmee krachten overgebracht kunnen worden
je leert wat het zwaartepunt is en waar zich dit bevindt
Slide 2 - Slide
NASK1/V/2 Constructies
De kandidaat kan
in constructies optredende krachten onderscheiden, hierbij aangeven welke krachten op welk voorwerp worden uitgeoefend en de nettokracht op een voorwerp aangeven of berekenen
een kracht weergeven als een vector en hiermee krachten samenstellen en ontbinden in constructies
de ligging van het massamiddelpunt bij een homogene balk en staaf bepalen en weten dat in dat punt de resultante van de zwaartekracht aangrijpt
Slide 3 - Slide
4.berekeningen maken en redeneringen uitvoeren waarbij
natuurkundige begrippen en formules worden toegepast in
constructies:
Slide 4 - Slide
5. uit bronnen over constructies, gegevens verzamelen en verwerken:
Slide 5 - Slide
Formules
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Doorbuigen
Als een plank of een brug doorbuigt:
de ene kant wordt ingeduwd: duwkrachten
de andere kant wordt opgerekt: trekkrachten
Slide 8 - Slide
Waarom bouwen met gewapend beton?
Slide 9 - Slide
Zwaartepunt
Het zwaartepunt van een objectvoorwerp is het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is
Het zwaartepunt van een voorwerp is het punt waar de zwaartekracht op dat voorwerp aangrijpt.
Slide 10 - Slide
Het zwaartepunt van een plat voorwerp bepalen
Steek de spijker op een willekeurige plek (langs de rand) in het karton.
Hang aan de spijker een draadje met daaronder een gewichtje.
Teken langs de draad een lijn. Dit is een zwaartelijn.
Herhaal dit op een andere plek van het karton.
Het snijpunt van de zwaartelijnen is het zwaartepunt.
Slide 11 - Slide
Constructie
Een constructie moet:
stevig zijn
sterk zijn
stabiel zijn
Slide 12 - Slide
Stevigheid
door driehoeken
Slide 13 - Slide
Stevigheid
door bogen
Slide 14 - Slide
Stevigheid
door profielen (licht en sterk)
Slide 15 - Slide
Stevigheid
door ribbels en randen (blik)
Slide 16 - Slide
Deze constructie is stevig door:
A
driehoeken
B
bogen
C
profielen
D
ribbels
Slide 17 - Quiz
Deze constructie is stevig door:
A
driehoeken
B
bogen
C
profielen
D
ribbels
Slide 18 - Quiz
Deze constructie is stevig door:
A
driehoeken
B
bogen
C
profielen
D
ribbels
Slide 19 - Quiz
Deze constructie is stevig door:
A
driehoeken
B
bogen
C
profielen
D
ribbels
Slide 20 - Quiz
Lesdoelen gehaald?
je weet waar constructies uit bestaan
je weet welke constructies steviger zijn dan andere
je kent het verschil tussen druk- en trekkrachten
je weet wanneer en sprake is van drukkracht of trekkracht
je weet hoe krachten overgebracht kunnen worden
je weet wat het zwaartepunt is en waar zich dit bevindt