Nederlands H6 verleden tijd van sterke werkwoorden

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welke woorden zijn voorzetsels?
meerdere antwoorden zijn mogelijk
A
hier
B
boven
C
vanwege
D
wachten

Slide 6 - Quiz

Vul het goede voorzetsels in:
Mohamed luistert graag ______ muziek.
A
op
B
naar
C
in
D
van

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
hij - naar
B
via - de
C
via - naar
D
hij - de

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
A
onder - met - te
B
onder - met
C
onder - te
D
te - met

Slide 9 - Quiz

De vermoeide reiziger is in de overvolle trein in slaap gevallen.
Hoeveel voorzetsels?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

H6 v.t. sterke werkwoorden
Lees de theorie op blz 160 
bekijk de slides, video
en 
beantwoorden de vragen


Slide 11 - Slide

Wat weet je al van sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

samenvatting sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
slapen - sliepen
vinden - vonden
krijgen - kregen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van
A
vorm
B
klank
C
lengte

Slide 17 - Quiz

Wat verandert er bij sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 18 - Open question

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 19 - Quiz

Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZITTEN
In de winter ..... onze kippen al om zes uur in hun nachthok.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Upload het gemaakte werk

Slide 23 - Open question