Paragraaf 5 Lenen

Herhalen 5.4 en 5.5
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalen 5.4 en 5.5

Slide 1 - Slide

Tips voor de toets 5.1 t/m 5.3 BB
-  je moet weten wat prioriteit betekent ( = wat vind je het belangrijkste)
-  je moet het verschil weten tussen (duurzame) gebruiks- en verbruiksgoederen
- je moet het verschil weten tussen persoonlijke-, huishoudelijke- en incidentele uitgaven
-  je moet weten wat vaste lasten zijn 
- je moet kunnen berekenen hoeveel maanden je voor de aanschaf van een goed dient te sparen voordat je het kunt kopen.
- je moet kunnen berekenen hoeveel rente iemand krijgt op zijn/ haar spaarrekening



Slide 2 - Slide

Extra oefenen met rekenen?
=> Rekentrainer (in je boek is zijn dit de opgaven behorend bij paragraaf 2
en 3, blz. 28 en 29)

=> Digitaal, bekijk de rekenentrainers behorend bij paragraaf 1, 2 en 3.

Slide 3 - Slide

Tips voor de toets 5.4 en 5.5
- je moet weten hoe je een circeldiagram leest en kunnen rekenen met de percentages
- je moet weten wat het bewaken van budgetten inhoudt
= uitgaven vergelijken met de budgetten
- verschil weten tussen persoonlijke, huishoudelijke en incidentele uitgaven en vaste lasten
- je moet kunnen omrekenen van week naar maand of jaar en andersom
- je moet weten wat de uitdrukking 'Geld lenen kost geld' betekent
- je moet weten hoe je het rentebedrag bij een lening moet uitrekenen
(zie voorbeeld op sheet 11 en 12
- je moet weten hoe een lening op een huis heet

Slide 4 - Slide

Budgetteren
Budget = vast bedrag wat beschikbaar is voor deze uitgaven.

Het budget wordt
vastgesteld op 
basis van je inkomen.
Bij het bewaken hiervan vergelijk je
de uitgaven met je budgetten


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Rekenen.....
Lisa heeft een lening van € 150.000,-- 
Lisa gaat het bedrag in 
30 jaar aflossen. 

  • Welke som maak je? 

Slide 8 - Slide

Hypotheek:

Elke maand betaal je...

  • aflossing
  •  rente  
                                                              => vaste lasten!

Slide 9 - Slide

Hypothecaire lening in een plaatje
Hypothecaire lening
als je de lening niet kunt terugbetalen mag de bank je huis verkopen

Slide 10 - Slide

Je leent geld: de lening moet je terugbetalen, maar ook betaal je rente.

Slide 11 - Slide

Reken opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.

Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 12 - Slide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = 
€ 17424,-.

De rentekosten van deze lening is dus € 17424,- - € 15000,- = 
€ 2424,-

Slide 13 - Slide

Waarom?
Betaal je € 2424,- meer dan de lening kost?


Slide 14 - Slide

Geld lenen
Lenen
Lenen:
geld gebruiken van een ander
  • Je betaalt hiervoor een vergoeding (rente)
  • Geleend geld = SCHULD
  • Schuld terugbetalen = aflossen
  • Let op! Lenen is duurder dan zelf geld sparen
  • Bank loopt ook risico

Slide 15 - Slide

Charlotte krijgt 100 euro minder loon, ze gaat haar incidentele uitgaven met 50 euro terugbrengen. Ook dient ze nog wat met haar budget voor persoonlijke uitgaven te doen om het loon wat ze minder krijgt te compenseren. Hoe groot wordt haar budget voor persoonlijke uitgaven?

Slide 16 - Slide