Tips voor de toets 5.4 en 5.5
- je moet weten hoe je een circeldiagram leest en kunnen rekenen met de percentages
- je moet weten wat het bewaken van budgetten inhoudt
= uitgaven vergelijken met de budgetten
- verschil weten tussen persoonlijke, huishoudelijke en incidentele uitgaven en vaste lasten
- je moet kunnen omrekenen van week naar maand of jaar en andersom
- je moet weten wat de uitdrukking 'Geld lenen kost geld' betekent
- je moet weten hoe je het rentebedrag bij een lening moet uitrekenen
(zie voorbeeld op sheet 11 en 12
- je moet weten hoe een lening op een huis heet