Paragraaf 5 Lenen

Programma
Herhaling paragraaf 5.4
Huiswerk maken paragraaf 5.4,
samen paar opgaven nakijken
Uitleg en maken paragraaf 5.5
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
Herhaling paragraaf 5.4
Huiswerk maken paragraaf 5.4,
samen paar opgaven nakijken
Uitleg en maken paragraaf 5.5

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Budgetteren
Budget = vast bedrag wat beschikbaar is voor deze uitgaven.

Het budget wordt
vastgesteld op 
basis van je inkomen.


Slide 3 - Slide

Opdracht "mijn budget"
Stel jouw inkomen is € 142,- per maand.
Wat is jouw budget dan voor de komende maand? Verdeel je geld.
- Sparen €
- Verzorging make- up €
- Uitgaan €
- Snoep, eten en drinken €
- Computer, games € 
- Mobiele telefoon €
- Kleding €
- sparen € 
- anders €

Slide 4 - Slide

Samen op het bord. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Huiswerk
Gemaakt paragraaf 5.4 en de rekentrainer 5.4

samen paar opgaven bespreken!

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen

Slide 8 - Slide

Lenen

Waarom geld lenen?

  1. Nu iets kopen
  2. Onverwachts dringend geld nodig

Nadelen 

1. Je moet de lening terugbetalen
2. Je moet rente betalen?

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Hypothecaire lening in een plaatje
Hypothecaire lening
als je de lening niet kunt terugbetalen mag de bank je huis verkopen

Slide 12 - Slide

Hypotheek:

Elke maand betaal je...

  • aflossing
  •  rente  
                                                              => vaste lasten!

Slide 13 - Slide

                               €150.000
  • lenen
  • aflossen (inkomen!)
-> hypotheek 


Slide 14 - Slide

                               €150.000
 Lisa gaat het bedrag in 
30 jaar aflossen. 

  • Welke som maak je? 

Slide 15 - Slide

Geld lenen
Lenen
Lenen:
geld gebruiken van een ander
  • Je betaalt hiervoor een vergoeding (rente)
  • Geleend geld = SCHULD
  • Schuld terugbetalen = aflossen
  • Let op! Lenen is duurder dan zelf geld sparen
  • Bank loopt ook risico

Slide 16 - Slide

Je leent geld: de lening moet je terugbetalen, maar ook betaal je rente.

Slide 17 - Slide

Opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.
Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 18 - Slide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = 
€ 17424,-.
De rentekosten van deze lening is dus € 17424,- - € 15000,- = € 2424,-

Slide 19 - Slide

Waarom?
Betaal je € 2424,- meer dan de lening kost????


Slide 20 - Slide

Als je leent moet je je budget aanpassen.


Waarom en welke?

Slide 21 - Slide

Vaste lasten moeten omhoog!

Andere budgetten moeten omlaag!

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Maken paragraaf 5.5 en de rekentrainer 5.5

Slide 23 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de voordelen en nadelen van lenen benoemen

Slide 24 - Slide