Lesson 4 - Unit 1.2 + 1.3

MAVO 1: ENGLISH 2023-2024
Lesson 4 - Unit 1.2 + 1.3
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MAVO 1: ENGLISH 2023-2024
Lesson 4 - Unit 1.2 + 1.3

Slide 1 - Slide

Onze Regels...
  • Respect voor elkaar.
  • Jas buiten.
  • Geen mobiele telefoons.
  • Steek uw hand op als u een vraag heeft.
  • Tijdens de les de klas niet verlaten.

Slide 2 - Slide

Lesson Goals:
1. I can tell the time in English.

2. I know how to write positive and negative sentences using the verb to be.

3. I can use unit 1 words.
Lesson Plan
Quick quiz
+
Unit 1.2
+
Unit 1.3
+
Vragen: Wat kan ik?

Slide 3 - Slide

What time is it?
a.                            b.                          c.

Slide 4 - Slide

What time is it?
a. it's quarter past    eleven.
b. it's half past eight
c. it's half past eleven.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Winter: December, January, February 
Spring: March, April, May 
Autum: September, October, November
Summer: June, July, August

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Unit 1.2: Verb 'to be' (zijn)
Verb 'to be' (zijn) - used to talk about:
- names - (namen)
- ages - (leeftijd)
- feelings - (gevoelens)
- introduce family and friends - (familie en vrienden voorstellen)



Slide 9 - Slide

Unit 1.2: Verb 'to be' (zijn)
Affirmative (+) = positief = iets dat waar is

Negative (-) = negatief = iets dat niet waar is



Slide 10 - Slide

Verb to be (Werkword 'zijn')
Engels = Verb to Be 
Nederlands = Zijn

Engels
Nederlands
Am
ben
is
is
are
zijn

Slide 11 - Slide

Verb to be (Werkword 'zijn'): Affirmative (+)
Long
Short
I
am
I'm
He / she / it
is
He's
She's
it's
We / they / you
are
We're
they're
you're

Slide 12 - Slide

Your turn!

Slide 13 - Slide

Your turn!

Slide 14 - Slide

Your turn!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Verb to be (Werkword 'zijn'): Negatief
To be
Long
Short
I
am
not
I'm not
He / she / it
is
not
he isn't
she isn't
it isn't
We / they / you
are
not
We aren't
You aren't
They aren't

Slide 17 - Slide

Your turn!

Slide 18 - Slide

Check time!
Unit 1.2: tasks - 6 + 7 + 8 + 9 + 10 + 11 + 12

Unit 1.3: taks - 3 + 4 + 5 + 7

Slide 19 - Slide

Vertalen Wordlist: Hoe doe je dat?
Task: Verlaten het unit 1 wordlist

Stap 1: Schrijf het word in Engelse
Stap 2: Schrijf op het word in Nederlandse
Stap 3: Schrijf de betekenis van het word in Nederlands.
Stap 4: Schrift de betekenis van het word in Engels.

Slide 20 - Slide

Vertalen Wordlist: Hoe doe je dat?
Voorbeeld:

Slide 21 - Slide

Lesson Review...

Slide 22 - Slide

Ik kan de dagen van de week in het Engels spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 23 - Poll

Ik kan de maanden van het jaar in het Engels noemen en spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 24 - Poll

Ik kan de seizoenen van het jaar in het Engels spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 25 - Poll

Ik kan de tijd in het Engels vertellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 26 - Poll

Verb to be: am / is / are
Ik kan een positief zin schrijven.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 27 - Poll

Verb to be: am / is / are
Ik kan een negatief zijn schrijven.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 28 - Poll

Slide 29 - Slide