Lesson 5: Unit 1.6 + 1.7

MAVO 1: ENGLISH 2023-2024
Lesson 4 - Unit 1.6 + 1.7
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MAVO 1: ENGLISH 2023-2024
Lesson 4 - Unit 1.6 + 1.7

Slide 1 - Slide

Seating Plan
Nouha
Finn
Deli
Brad
Lilianna
Mike
Sendy
Ian
Awa
Chancey
Chairelynn
Fay
Sven
Floor
Najah
Cato
x
D'Jean
Pearla
x
Sanne
Deborah
Jordi
Lynn
Teun
Tara
x
x
DOCENT

Slide 2 - Slide

Onze Regels...
  • Respect voor elkaar.
  • Jas buiten.
  • Geen mobiele telefoons.
  • Steek uw hand op als u een vraag heeft.
  • Tijdens de les de klas niet verlaten.

Slide 3 - Slide

Lesson Goals:
1. I can tell the time in English and recall the days of the week.

2. I can read and listen to a text in English.

3. Vertalen wordlist.


Lesson Plan
Quick quiz
+
Unit 1.6
+
Unit 1.7
+
Vertalen Wordlist

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Quiz: Days of the week.
1. What is the first day of the week?
2. What is the third day of the week?
3. What is the last day of the school week?
4. What days of the week are the weekend?

Slide 6 - Slide

Quiz: Days of the week.
1. What is the first day of the week? Monday.
2. What is the third day of the week? Wednesday
3. What is the last day of the school week? Friday.
4. What days of the week are the weekend? Saturday and Sunday.

Slide 7 - Slide

Days, Months & Seasons

Slide 8 - Slide

What time is it?
a.                            b.                          c.

Slide 9 - Slide

What time is it?
a. It's a quarter to nine.
b. It's a quarter past one.
c. It's a quarter to eight.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Verb to be:

I _____ a super star!
A
is
B
aren't
C
are
D
'm

Slide 12 - Quiz

Verb to be:

We _____ at school (+).
A
is
B
aren't
C
are
D
am

Slide 13 - Quiz

Verb to be:

He _____ not at the gym (-).
A
isn't
B
aren't
C
are
D
am

Slide 14 - Quiz

Verb to be:

Isabel and Anna _____ sisters.
A
isn't
B
aren't
C
are
D
am

Slide 15 - Quiz

Verb to be:

They ______ in the park (+).
A
They're
B
isn't
C
is
D
aren't

Slide 16 - Quiz

Verb to be (Werkword 'zijn'): Affirmative
Long
Short
I
am
I'm
He / she / it
is
He's
She's
It's
We / they / you
are
We're
They're
You're

Slide 17 - Slide

Verb to be (Werkword 'zijn'): Negatief
To be
Long
Short
I
am
not
I'm not
He / she / it
is
not
he isn't
she isn't
it isn't
We / they / you
are
not
We aren't
You aren't
They aren't

Slide 18 - Slide

Wider World:
  • Unit 1.6: Reading
  • Unit 1.7: Listening


Vocabulary: Unit 1
Grammar: Verb to be

Slide 19 - Slide

Unit 1.6: Listening and Writing
Task: Listen to and answer the questions.

Task: 2 + 3 + 5 + 6 + 7

Slide 20 - Slide

Unit 1.7: Reading and Understanding
Task: Read the text and answer the questions

Task: 2 + 3 + 4

Slide 21 - Slide

Vertalen Wordlist: Hoe doe je dat?
Task: Verlaten het unit 1 wordlist (blz. 20)

Stap 1: Schrijf het word op in Engelse
Stap 2: Schrijf op het word op in Nederlandse
Stap 3: Schrijf de betekenis van het word in Nederlands.
Stap 4: Schrift de betekenis van het word in Engels.

Slide 22 - Slide

Vertalen Wordlist: Hoe doe je dat?
Voorbeeld:

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Taal Leren...zo doe je dat
1. Vertalen Wordlist: Hoe doe je dat?

2. Flitzkaarten maken.


Slide 25 - Slide

Flitzkaarten maken.
Task: Make picture 'Flitzkaarten'

Step 1: Read the Unit 1 word list.
Step 2: Choose ten words you find very difficult
Step 3: Make a tekeningen flitzkaart

Slide 26 - Slide

Flitzkaarten maken...
Voorbeeld:

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Ik kan de dagen van de week in het Engels spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 29 - Poll

Ik kan de maanden van het jaar in het Engels noemen en spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 30 - Poll

Ik kan de seizoenen van het jaar in het Engels spellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 31 - Poll

Ik kan de tijd in het Engels vertellen.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 32 - Poll

Verb to be: am / is / are
Ik kan een positief zin schrijven.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 33 - Poll

Verb to be: am / is / are
Ik kan een negatief zijn schrijven.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.

Slide 34 - Poll