Periode 1 - les 8a

Periode 1 - les 8a
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | bijvoeglijke naamwoorden
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Periode 1 - les 8a
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les kun je:
  • accentwoorden en tremawoorden op de juiste manier spellen;
  • woorden met de bezits-s goed schrijven;
  • bijvoeglijke naamwoorden correct schrijven.

Slide 2 - Slide

Noem voorbeelden van accentwoorden en tremawoorden

Slide 3 - Mind map

Accentwoorden
De accenttekens zijn de streepjes die soms op een letter schrijft.
Accenttekens worden met name gebruikt op de e bij woorden die uit het Frans komen.
  • café, coupé, logé (uitspraak: ee, zoals bij hé!)
  • scène, barrière, misère (uitspraak: e, zoals bij hè?)

Slide 4 - Slide

Accentwoorden
Accenttekens kunnen ook gebruikt worden om een bepaald woord extra nadruk te geven; er accent op te leggen.
  • Ik denk dat we dit juist wél moeten doen.

Ook kunnen accenttekens zorgen voor betekenisverschil.
  • Deze ramp hadden we moeten voorkómen. (zorgen dat het niet gebeurt)
  • Ik snap niet hoe het kan dat dit soort rampen nog altijd vóórkomen. (plaatsvinden)

Slide 5 - Slide

Tremawoorden 
Het trema (de twee puntjes op een letter) is een teken dat je helpt om een woord goed uit te spreken.
Je gebruikt het trema om twee klinkers die naast elkaar staan niet als één klank, maar afzonderlijk te lezen.
  • poëzie, geïllustreerd, België, patiënt, geëerd.

Wanneer geen trema? Bij woorden als: officieel, geadviseerd, realist, glooiing, museum, opticien.
Belangrijk bij de spelling van deze woorden is dat je je afvraagt of er een probleem is bij het lezen of uitspreken van het woord.

Slide 6 - Slide

Tremawoorden
Trema meervoud
Als de klemtoon van de enkelvoudsvorm, die eindigt op -ie, op de laatste lettergreep valt, komt er -ën bij te staan in de meervoudsvorm.
  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij.
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 7 - Slide

Tremawoorden
Valt de klemtoon bij woorden die in de enkelvoudsvormen eindigen op -ie niet op de laatste lettergreep? In dat geval schrijf je geen extra e.
  • bacterie -> bacteriën
  • provincie -> provinciën
  • kolonie -> koloniën
  • porie -> poriën
  • olie -> oliën 

Slide 8 - Slide

Welk woord is goed geschreven?
A
coupee
B
coupé
C
coupè
D
koupé

Slide 9 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
egoisme
B
egöisme
C
egoïsme
D
ëgoisme

Slide 10 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
après-ski
B
apres-ski
C
aprés-ski
D
ápres-ski

Slide 11 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
Belgie
B
belgië
C
Bëlgie
D
België

Slide 12 - Quiz

Bezits-s
Je geeft hiermee aan van wie iets is.
De s kun je op verschillende manieren opschrijven:
  • Toms hond
  • Amerika's economie
  • Kees' motor
  • mijn ex' kind
Wat valt je op?

Slide 13 - Slide

Bezits-s
Je schrijft de s  aan het woord vast na een medeklinker en wanneer het geen uitspraakprobleem oplevert of na afkortingen, initialen of cijfers:
  • Martijns vriendin
  • Elines verjaardag
  • Renés dagboek
  • Hannahs wereldreis
  • ING's rekening
  • Willem II's overwinning

Slide 14 - Slide

Bezits-s
Je schrijft de 's wanneer je een lange klank aan het einde van het woord hebt (behalve de e klank) en je wel uitspraakproblemen krijgt:
  • Marcella's rijbewijs
  • Theo's verhaal
  • Nicky's oom
  • Kiki's fiets

Slide 15 - Slide

Bezits-s
Je schrijft geen s wanneer je al een s-klank hoort. Om dan wel aan te geven dat het om een bezit gaat schrijf je wel de apostrof:
  • Alex' plan
  • Loes' bijbaan
  • Ramirez' zusje
  • Greenpeace' actie

Slide 16 - Slide

De Red Bull van Remi.
A
Remis Red Bull
B
Remi's Red Bull
C
Remis' Red Bull

Slide 17 - Quiz

De appel van Aline
A
Alines appel
B
Aline's appel
C
Alines' appel

Slide 18 - Quiz

Het huis van Elias
A
Elias huis
B
Elias's huis
C
Elias' huis

Slide 19 - Quiz

De jas van mijn oom.
A
Mijn ooms jas
B
Mijn oom's jas
C
Mijn ooms' jas

Slide 20 - Quiz

Martines huis
Goed
Fout
Ottos' fiets
Alex' handschoen
Jans broek
Jantje's skates

Slide 21 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het kan voor het zelfstandig naamwoord of zelfstandig in de zin staan:

  • De donkere kamer (voor het zelfstandig naamwoord);
  • De kamer is donker. (zelfstandig in de zin);
  • Het rennende kind;
  • De gebakken vis.

Slide 22 - Slide

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
'De meester zag haar ingespannen gezichtje dat zich over het taalschrift boog.'
A
meester
B
gezicht
C
ingespannen
D
zich

Slide 23 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Jij lijkt me een heel serieus meisje met een groot verantwoordelijkheidsgevoel.'
A
heel
B
serieus
C
met
D
groot

Slide 24 - Quiz

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
lief - Het ........meisje zat achter in de klas.

Slide 25 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
zorgelijk - Er verscheen een ......rimpel in zijn voorhoofd.

Slide 26 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
smal - Ze schoof haar fiets in het .......gangetje.

Slide 27 - Open question

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over waar het zelfstandig naamwoord van gemaakt is. Het eindigt vrijwel altijd op -en:

  • De houten tafel;
  • De metalen buis;
  • Een plastic lepel;
  • De fluwelen rok.

Slide 28 - Slide

Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.
A
koude
B
mooie
C
beschermen
D
leren

Slide 29 - Quiz

Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Hij heeft het knappe meisje met felblauwe ogen in een grote, plastic container geduwd.
A
plastic
B
felblauwe
C
knappe
D
grote

Slide 30 - Quiz

Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Marius draagt een glimmend, fluwelen jasje tijdens deze feestelijke dag.
A
glimmend
B
fluwelen
C
jasje
D
feestelijke

Slide 31 - Quiz

Topografisch bijvoeglijk naamwoord
Het topografisch bijvoeglijk naamwoord zegt iets over waar het zelfstandig naamwoord vandaan komt. Het begint vanzelfsprekend altijd met een hoofdletter:

  • De Nederlandse tafel;
  • De Engelse buis;
  • Een Braziliaanse lepel;
  • De Egyptische rok.

Slide 32 - Slide

Vul het topografisch bijvoeglijk naamwoord in.
Frankrijk - Zij bestelden 24 ........ stokbroden.

Slide 33 - Open question

Vul het topografisch bijvoeglijk naamwoord in.
Engeland- Ik vind ............ mensen altijd erg luidruchtig.

Slide 34 - Open question

Vul het topografisch bijvoeglijk naamwoord in.
China - Op toeristische plekken zie je vaak veel ........... mensen.

Slide 35 - Open question

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Soms worden bijvoeglijk naamwoorden gemaakt van deelwoorden (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord).


De gemaakte opdrachten
De lachende kinderen

Slide 36 - Slide

Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je een -e achter het woord zetten.
-> gemaakt -> de gemaakte fout
-> lachend -> de lachende danseres

Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk.
-> vermoord -> de vermoorde man

Soms moet je -tt of -dd schrijven, vanwege de uitspraak.
-> bezet -> de bezette gebieden

Van voltooide deelwoorden op -en blijft de spelling gelijk: de -n blijft staan.
-> geschrokken -> de geschrokken jongen

Slide 37 - Slide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden

Slide 38 - Quiz

Wat is de correcte spelling van het bijvoeglijk naamwoord?

De (verbranden) autobanden stonken enorm.


A
verbrandde
B
verbrandden
C
verbranden
D
verbrande

Slide 39 - Quiz

Laatste check! Verbeter de 4 fouten in onderstaande tekst.

Toen Peter met zijn klasgenoot Max naar Willem's feest ging, wist hij niet dat hij per ongeluk australische wijn had meegenomen in plaats van Franse. Nadat hij instapte in de stiltecoupè zag hij dat hij in de trein naar Belgie zat en werd hij vergezeld door vele reizigers die op weg waren naar een reünie. Hij bedacht zich geen moment en hij pakte Max' telefoon om door te geven dat ze later zullen komen.

Slide 40 - Open question

Opdrachten deze week
Ga naar StartTaal
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | bijvoeglijk naamwoord | opdracht 1 t/m 3 

Slide 41 - Slide

Welk spel zou jij graag een keer willen doen op maandagochtend het 1e uur?

Slide 42 - Open question