Les 1: 9.3 + 9.4 prepositions + past simple + continuous

Grammar
Boek 2/3
 9.4 past simple & past continuous
Doel: Je weet wanneer je de past simple en de past continuous moet gebruiken

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammar
Boek 2/3
 9.4 past simple & past continuous
Doel: Je weet wanneer je de past simple en de past continuous moet gebruiken

Slide 1 - Slide

Past Simple
Iets vond in het verleden plaats

Slide 2 - Slide

Past Simple
Iets vond in het verleden plaats
Signaalwoorden: last night, yesterday, last week etc.
Hele werkwoord + ed OF 2e rijtje onregelmatige werkwoorden.



Slide 3 - Slide

Past Simple
Iets vond in het verleden plaats
Signaalwoorden: last night, yesterday, last week etc.
Hele werkwoord + ed OF 2e rijtje onregelmatige werkwoorden.

We watched Game of Thrones last night.
We went to the supermarket yesterday.

Slide 4 - Slide

past continuous
Iets was in het verleden op een bepaald moment aan de gang.


Vorm van to be (was, were) & werkwoord+ing

We were watching Game of Thrones.
I was cleaning my room.

Slide 5 - Slide

past continuous
Iets was in het verleden op een bepaald moment aan de gang.


Vorm van to be (was, were) + werkwoord+ing



Slide 6 - Slide

past continuous
Iets was in het verleden op een bepaald moment aan de gang.


Vorm van to be (was, were) + werkwoord+ing

We were watching Game of Thrones.
I was cleaning my room.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Practice
Fill in the right form of the verbs
Vul de juiste vorm van de werkwoorden in

answer 1, answer 2, answer 3

Slide 11 - Slide

We (download) the new software last week.
I (work) when you (call).

Slide 12 - Open question

I remember that day very well. It (be) a beautiful day. The sun (shine) and the birds (sing).

Slide 13 - Open question

What (do) when I (call) you last night?
Carin (do yoga) while I (read) the newspaper.

Slide 14 - Open question

Practice
Fill in the right form of the verbs AND put the words in the right order
Vul de juiste vorm van de werkwoorden in EN zet de woorden in de juiste volgorde

Slide 15 - Slide

Sue / to fall / asleep / while / we / to watch / the film.

Slide 16 - Open question

When / we / to discuss / the contract / , my laptop / suddenly / to fall / off the table.

Slide 17 - Open question

We / to see / two wolves / when / we / to drive / to Moscow.

Slide 18 - Open question

Opdrachten
Boek 2/3
9.4: Ex. 2, Grammar 24


Extra verdieping:
9.4: Extra Grammar 24



Slide 19 - Slide