Lección 1 WEEK 6
1 / 18
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
tante
vader
oom
zus
neef
grootouders
zoon
moeder
abuelos
hijo
tía
primo
padre
hermana
tío
madre
Slide 4 - Drag question
Slide 5 - Slide
Welk "número" past het beste bij de getal?
trece
dieciséis
catorce
quince
diecinueve
once
diez
doce
diecisiete
dieciocho
veinte
15
16
11
13
19
14
18
12
20
10
17
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
Welk nummer hoort bij de getal?
20
30
40
50
60
70
80
90
100
ochenta
cien
cincuenta
treinta
veinte
cuarenta
sesenta
noventa
setenta
Slide 8 - Drag question
Welk nummer past het beste bij de zin?
Mi hermana tiene (26) años.
Mi abuela tiene (62) años .
La hija de Ana tiene (14) años.
La madre de Pablo tiene (46) años.
El tío de Alicia tiene (32) años.
Mi primo tiene (6) años .
cuarenta y seis
sesenta y dos
seis
veintiséis
treinta y dos
catorce
Slide 9 - Drag question
Slide 10 - Link
Schrijf de nummer wat je hoor op met cijfers.
Slide 11 - Open question
Schrijf de nummer wat je hoor op met cijfers.
Slide 12 - Open question
Schrijf de nummer wat je hoor op met cijfers.
Slide 13 - Open question
Schrijf de nummer wat je hoor op met cijfers.
Slide 14 - Open question
Schrijf de nummer wat je hoor op met cijfers.
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Link
Schrijf een zin waarin je zegt hoe oud een lid van je familie is. Gebruikt ww.tener en schrijf de hele nummer in het Spaans.
Voorbeeld: Mi hermano tiene veinte años.
Voorbeeld: Mi hermano tiene veinte años.
