3A 3.5 Het immuunsysteem les 2

1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht
Maak je tekening af of kijk wat je nog wilt aanpassen. 



Welkom
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas doe je uit
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak zelfstandig en in stilte startopdracht. 
timer
8:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

De bloedsomloop
3.1 Bloed
3.2 De bloedsomloop
3.3 Het hart
3.4 Uitscheiding
3.5 Het immuunsysteem les 2
3.6 Gezond leven
3.7 Weefselvloeistof en lymfe
3.8 Bloedgroepen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 3.5
  • Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
  • Je kunt beschrijven op welke manier immuniteit kan ontstaan.
  • Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Actieve immuniteit
Je lichaam maakt zelf antistoffen

1. Door besmetting met een ziekteverwekker.

2. Door vaccinatie met antigenen van de ziekteverwekker.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Passieve immuniteit
Je krijgt antistoffen binnen 

1. Door een injectie met antistoffen

2. Bij baby's via de moeder

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Immuun
Na een infectie maakt je geheugencellen tegen de ziekteverwekker.
Word je nog een keer besmet met dezelfde ziekteverwekker, dan herkennen deze geheugencellen de antigenen en gaan ze antistoffen maken voordat je ziek wordt

Slide 10 - Slide

Je kunt uitleggen hoe je immuun wordt.

Bijvoorbeeld : 
Waterpokken maar 1x in je leven.
De geheugencellen herkennen de antigenen van de ziekteverwekker en maken snel antistoffen. Je bent immuun.

Kunstmatige immuniteit
  • Met een vaccin worden onschadelijk gemaakte antigenen in het bloed ingebracht
  • Het lichaam gaat antistoffen maken.
  • Als je in aanraking komt met de echte ziekteverwekkers kunnen de witte bloedcellen gelijk nieuwe antistoffen maken.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke immuniteit
  • Je bent eerder geïnfecteerd door een ziekteverwekker 
  • Je witte bloedcellen hebben daardoor 
     onthouden welke antistof ze moeten maken om
     deze indringer te verslaan.
  • Bij een nieuwe infectie wordt je niet meer 
     ziek omdat er direct antistoffen gemaakt 
     kunnen worden.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vaccineren
Rijksvaccinatieprogramma: Om kinderen te vaccineren tegen ziektes waar je vroeger dood aan kon gaan.
Vaccinatiegraad: Mazelen 95% =  95% moet gevaccineerd zijn om te zorgen dat de ziekte zich niet kan verspreiden onder de mensen.



Slide 14 - Slide

Corona: 77% volledig gevaccineerd

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Allergische reactie
  • Minder dan 1 op de miljoen kinderen krijgt een allergische reactie op een vaccinatie
  • Allergie= overgevoelig voor een bepaalde stof.
  • Bijvoorbeeld hooikoorts

  • Afweersysteem/ Immuunsysteem reageert erop: rode plekken, uitslag, jeuk, branderig gevoel en ontstekingen....

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Anafylactische reactie
  • Heftige allergische reactie. Opzwellen van slijmvliezen en lippen, benauwd.
  • Bloedvaten verwijden en de bloeddruk daalt.
  • Heel gevaarlijk en evt. dodelijk. Daarom hebben deze mensen vaak een EpiPen bij zich.
  • Injectienaald met adrenaline. Om de bloeddruk weer te laten stijgen. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig stil werken (Zs)

Dit is wat ik van jullie verwacht:
  • Eerst 5 minuten in stilte werken. Je blijft op je plaats. 
  • Niet overleggen of vragen, als je er niet uitkomt dan sla je de opdracht even over.
  • Na 5 minuten mag je zachtjes (fluisteren) overleggen met je directe buurman of buurvrouw. (Zf)
  • Steek je vinger op als ik naar je toe moet komen. (Zf)
timer
5:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Lezen 3.5
Maken opdracht 3, 4, 6 t/m 10




Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welke kleur heeft hier het antigeen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een antigeen?
A
Een ziekteverwekker
B
Een herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
Een gen die cellen doodmaakt
D
Een gen die overal tegen is

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Begintaak
Beschrijf het verschil tussen passieve immuniteit en actieve immunisatie en geef van elke een voorbeeld. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Begintaak - antwoorden
Passieve immuniteit = je krijgt antistoffen binnen. Voorbeeld: de baby krijgt via moedermelk antistoffen of in het ziekenhuis krijg je een injectie met antistoffen als je heel erg ziek bent. 

Actieve immuniteit = Je lichaam maakt zelf antistoffen. Voorbeeld: Iemand naast je niest en je raakt besmet met een ziekteverwekker waardoor je lichaam zelf antistoffen gaat aanmaken. Of je krijgt een injectie met antigenen van de ziekteverwekker om te voorkomen dat je ziek wordt. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions