H4 Woordenschat-1

Goedemorgen!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Laptop
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Laptop
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Lezen in je boek
timer
8:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen? 

  • Feedback en presentatie
  • Lesdoel  Woordenschat Hoofdstuk 4
  • Theorie Woordenschat H4
  • Maken opdracht  1 t/m 5
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Lesdoelen hoofdstuk 4 Woordenschat

Je bent voorbereid op je boekpresentatie en het geven van feedback op een boekpresentatie.

Je kunt de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een tegenstelling.

Slide 4 - Slide

Als ik presenteer:
A
Lees ik alles op van mijn blaadje
B
Zeg ik mijn naam en leg ik uit wat ik ga vertellen
C
Kijk ik nooit iemand aan
D
Houd ik géén vaste volgorde aan

Slide 5 - Quiz

Als ik uitleg WAT ik ga vertellen:
A
Gebruik ik de dia met inhoudsopgave
B
Laat ik snel alle dia's zien
C
Laat ik het plaatje van de kaft van mijn boek zien
D
Gebruik ik de powerpoint niet

Slide 6 - Quiz

Mijn presentatie heeft deze volgorde:
A
het boek inhoudsopgave mezelf voorstellen afsluiting
B
afsluiting mezelf voorstellen inhoudsopgave het boek
C
inhoudsopgave het boek afsluiting mezelf voorstellen
D
mezelf voorstellen inhoudsopgave het boek afsluiting

Slide 7 - Quiz

Als ik luister naar een presentatie ben ik:
A
Stil en benieuwd naar de inhoud
B
Botte opmerkingen aan het maken over de presentator
C
De presentator aan het uitlachen
D
Aan het slapen

Slide 8 - Quiz

Je boekpresentatie:

- Je presentatie duurt minimaal 5  minuten e n maximaal 7 minuten

- Je vertelt voldoende: de luisteraar moet echt iets leren over het boek: waar het over gaat, over de personages, enzovoort. 

Presentatievaardigheden:
- volume en verstaanbaarheid
- tempo - rustig spreken
- klas inkijken
- houding
- gebruik je powerpoint en/of steekwoorden.


Slide 9 - Slide

 Je boekpresentatie:

Inleiding:  schrijver en titel noemen
Middenstuk:  
- gebeurtenissen in het verhaal
- probleem en oplossing van hoofdpersoon- en bijpersonen -wie   is  wie? 
- plaats en tijd van het verhaal, 
- mening met twee goede argumenten.
Afsluiting:
- duidelijke afsluiting 
- mogelijkheid tot stellen van vragen

Slide 10 - Slide

 Boekpresentatie - feedback geven

Tips en tops:

Hoe is de presentatie gemaakt?

Inhoud - wat is verteld, heeft de presentator alle punten voldoende aandacht gegeven?

Presenteren - hoe wordt er gepresenteerd? |
Duidelijk te verstaan? Kijkt presentator klas in? Houding?

Slide 11 - Slide

Opfrissen kennis Woordenschat
Je kunt de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van :
  • een synoniem 
  • een omschrijving
  • voorbeelden
  • een tegenstelling

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Tegenstelling vinden
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 
Bijvoorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.

Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

Slide 14 - Slide

Woordenschat H4
Een tegenstelling herken je aan de volgende signaalwoorden:
  • maar
  • echter
  • toch
  • daarentegen

Slide 15 - Slide

Versterkingen
Je kunt de betekenis van woorden sterker maken - versterken - door het woordje 'heel' ervoor te zetten:

heel mooi - heel lelijk
heel wit - heel zwart
heel mager - heel vet

Slide 16 - Slide

Versterkingen
De betekenis van woorden wordt nóg sterker wanneer je er een ander, passend woordje aan vastplakt:

heel mooi - heel lelijk ..... bloedmooi - foeilelijk
heel wit - heel zwart ..... spierwit - inktzwart 
heel mager - heel vet ..... broodmager - moddervet

Heel veel van die versterkingen ken je wel, kijk maar:

Slide 17 - Slide

Maken opdracht Woordenschat

  • Maken startopdracht bladzijde 102
  • Maken opdracht 1 t/m 6 (vanaf blz 102) 
  • Ben je klaar? Ga dan verder met opdracht 7
  • Heb je een vraag? Steek je vinger op.

Slide 18 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 19 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 20 - Slide

Woordenschat H4
  • Je leert tegenstellingen van
    onbekende woorden vinden. 


Slide 21 - Slide

WOORDENSCHAT

een tegenstelling zoeken



Een tegenstelling is het omgekeerde van iets. 

Zo is lekker een tegenstelling van vies

Andere tegenstellingen zijn: 
licht – donker, vroeg – laat, hoog – laag.

Slide 22 - Slide

WOORDENSCHAT

een tegenstelling zoeken



In teksten kun je een tegenstelling herkennen door 
op signaalwoorden te letten, zoals
maar, toch, hoewel, echter, daarentegen

Bijvoorbeeld:
- Zijn antwoord is niet dom, maar juist slim.
- Hoewel de man moedig leek, was hij laf.

Slide 23 - Slide

Tegenstellingen
Soms kun je de betekenis van een moeilijk woord raden 
door een tegenstelling op te zoeken.
Tegenstellingen worden vaak aangekondigd door signaalwoorden:
maar, anderzijds, daarentegen, echter, toch, evenwel, hoewel, 
aan de ene kant ... aan de andere kant.


Slide 24 - Slide

Welke versterking hoort bij 'zwaar'?
A
ijzerzwaar
B
staalzwaar
C
zinkzwaar
D
loodzwaar

Slide 25 - Quiz