H4 Woordenschat -2

Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
Leg op tafel:
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Laptop
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
Leg op tafel:
  • Leesboek
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Laptop
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Lezen in je boek
timer
8:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen? -1-

  • Presentaties
  • H4 nakijken opdracht 3, 4 en 5
  • Maken opdracht 6- 9 in je schrift.
    Word gebruiken we voorlopig even niet meer.
  • Numo
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Lesdoelen hoofdstuk 4 Woordenschat

  • Je kunt de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een tegenstelling.

Slide 4 - Slide

Tegenstelling vinden
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. 
Bijvoorbeeld:
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.

Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.

Slide 5 - Slide

Woordenschat H4
Een tegenstelling herken je aan de volgende signaalwoorden:
  • maar
  • echter
  • toch
  • daarentegen

Slide 6 - Slide

Nakijken opdracht 3
Opdracht 3
1 bloedmooi – foeilelijk
2 broodmager – moddervet
3 steenrijk – straatarm
4 bloedheet – ijskoud
5 gitzwart – spierwit
6 springlevend – morsdood
7 vederlicht – loodzwaar
8 peperduur – spotgoedkoop


Slide 7 - Slide

Nakijken opdracht 4
Opdracht 4
1 door dik en dun – onder alle omstandigheden
2 bij hoog en laag – krachtig, vasthoudend
3 werd er niet warm of koud van worden – trok zich er niets van aan
4 waren als water en vuur zijn – waren vijanden
5 vroeg of laat – ooit
6 na veel plussen en minnen – na piekeren, nadenken

Slide 8 - Slide

Nakijken opdracht 5
Opdracht 5
1 toename – groei
2 gering – klein
3 streef ernaar – probeer
4 het imago – het beeld
5 welgestelden – rijken
6 gaan overstag gaan – worden gemakkelijk overgehaald
7 irrealistisch – onwerkelijk
8 complex – moeilijk




Slide 9 - Slide

Nakijken opdracht 5
Opdracht 5

3 betaalbare – onbetaalbare
realistische – irrealistische
sportieve – asportieve
4 Door het woord ‘aantrekkingskracht’: ‘Het succes van Nederlandse zeilers zorgt voor een grote aantrekkingskracht van de sport op jongeren, denkt Boschman.’





Slide 10 - Slide

Maken opdrachten
Maken opdracht 6, 7, 8 en 9  op bladzijde 105
Huiswerk voor maandag 14 maart 2022

Ben je klaar?
Ga naar: mijn.numo - Woordenschat


Slide 11 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 12 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Mirna houdt van outdooractiviteiten, Jos is echter liever binnen bezig.
A
Mirna - Jos
B
Houdt - Liever
C
Outdooractiviteiten - binnen

Slide 15 - Quiz

Op school gaat de tijd traag, maar de vakantie gaat juist snel voorbij.
A
Op school - vakantie
B
traag - snel
C
gaat - gaat

Slide 16 - Quiz

Welke versterking hoort bij 'rijk'?
A
springrijk
B
superijk
C
steenrijk
D
straatrijk

Slide 17 - Quiz

Welke versterking hoort bij 'duur'?
A
zoutduur
B
peperduur
C
paprikaduur
D
kaneelduur

Slide 18 - Quiz

Welke versterking hoort bij 'zwaar'?
A
ijzerzwaar
B
staalzwaar
C
zinkzwaar
D
loodzwaar

Slide 19 - Quiz

Nakijken opdracht 6
a een broodmager fotomodel – een moddervet fotomodel
b een steenrijke acteur – een straatarme acteur
c een spierwitte blouse – een gitzwarte blouse
d een loodzware koffer – een vederlichte koffer
e een peperdure vakantie – een spotgoedkope vakantie
f een bloedhete zomer – een ijskoude zomer
g een springlevende muis – een morsdode muis
h een foeilelijk schilderij – een bloedmooi schilderij


Slide 20 - Slide