zintuigen

Zintuigen van de mens





Zintuigen = "meetapparatuur" om de omgeving waar te nemen
Alle zintuigen bij elkaar = zintuigstelsel
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Zintuigen van de mens





Zintuigen = "meetapparatuur" om de omgeving waar te nemen
Alle zintuigen bij elkaar = zintuigstelsel

Slide 1 - Slide

van zintuig naar ruggenmerg via gevoelszenuwcel

Slide 2 - Slide

Zintuig
  • Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit je omgeving.
  • Ze behoren tot het Zintuigenstelsel

Slide 3 - Slide

Prikkels en impulsen
Een prikkel is een berichtje (uit de omgeving) dat wordt opgevangen in een zintuig.

In je zintuig wordt zo'n prikkel omgezet in een elektrisch stroompje, dat noem je een impuls

Slide 4 - Slide

Begrippen
  • Zintuigstelsel, zintuigen en zintuigcellen
  • Impuls (elektrisch signaal)
  • Drempelwaarde: Niet elke prikkel neem je waar.
  • Adequate prikkel: de prikkel waarvoor zintuigcel gevoelig is
  • Gewenning door lange tijd zelfde prikkels
  • Motivatie kan drempelwaarde verlagen waardoor je beter waarneemt

Slide 5 - Slide

Zintuigen

Slide 6 - Slide

Waar zit het gehoorzintuig in?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Gehoorbeentjes
D
Gehoorgang

Slide 7 - Quiz

Zintuigen in de huid
  1. Tastzintuigen
  2. Drukzintuigen
  3. Pijnzintuigen
  4. Warmte zintuigen
  5. Koude zintuigen

Slide 8 - Slide

Smaak (proeven)
Smaakzintuigen: worden geprikkeld door smaakstoffen
Tong: is ruw, bevat uitsteeksels en holtes, hierin liggen smaakzintuigen
5 soorten smaakzintuigen:
zoet, zout, zuur, bitter, umani (hartig)

Slide 9 - Slide

Ruiken
  • lucht inademen.
  • geurstoffen komen bij je
reukzintuig.
  • geurstoffen zijn de prikkels
voor je reukzintuig.
  • reukzintuig stuurt via de
reukzenuw een impuls naar
je hersenen.
  • hersenen geven aan welke
geur het is.

Slide 10 - Slide

Het gehoorzintuig

Slide 11 - Slide

De organen rondom een oog 
Organen rondom een oog:

wenkbrauwen: 
wimpers:
traanklier: 
ooglid: 
traanbuis: 

Slide 12 - Slide

De iris en de ooglens

Slide 13 - Slide

Werking ooglenzen

Slide 14 - Slide

de zintuigen zitten in je
A
organen
B
oren, ogen, tong, neus
C
oren, ogen, tong, neus, huid
D
in je hersenen

Slide 15 - Quiz

Wat is de drempelwaarde van een zintuig?
A
De sterkste prikkel die een impuls veroorzaakt
B
De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt
C
Dat is de adequate prikkel
D
Dat is verschillend

Slide 16 - Quiz

Wat is de functie van een zintuig?
A
Impulsen omzetten naar prikkels en naar de hersenen sturen
B
Prikkels maken en doorsturen naar de hersenen
C
Prikkels omzetten naar impulsen en naar de hersenen sturen
D
Impulsen maken en doorsturen naar de hersenen

Slide 17 - Quiz

wat is een adequate prikkel?
A
de juiste prikkelhoogte
B
de soort prikkel waarvoor een zintuig gevoelig is

Slide 18 - Quiz

welke factoren zijn van invloed op de drempelwaarde
A
gewenning en motivatie
B
scherpte en intensiviteit
C
toonhoogte en toonlaagte

Slide 19 - Quiz

welke zintuigen in de huid liggen hoger, de tastzintuigen of de drukzintuigen?
A
tastzintuigen
B
drukzintuigen

Slide 20 - Quiz

welk orgaan speelt naast de smaakpapillen op de tong een belangrijke rol bij smaakvorming?
A
de keelholte
B
de huig
C
de neus

Slide 21 - Quiz

rondom de oogbol bevinden zich drie lagen, hoe heet de buitenste laag?
A
vaatvlies
B
zachte oogvlies
C
harde oogvlies

Slide 22 - Quiz

waarvoor dient het vaatvlies?
A
voor het waarnemen
B
voor voeding en zuurstof
C
voor impuls geleiding

Slide 23 - Quiz

beeldvorming vindt plaats in de
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
witte vlek
D
lens

Slide 24 - Quiz

door welke spieren wordt de pupil kleiner?
A
kringspieren
B
straalvormige spieren
C
lengte spieren
D
dwarsvormige spieren

Slide 25 - Quiz

door welke spieren wordt de pupil groter?
A
kringspieren
B
straalsgewijs lopende spieren
C
lengte spieren
D
dwarsvormige spieren

Slide 26 - Quiz

je ooglenzen zijn
A
bolle lenzen
B
vierkante lenzen

Slide 27 - Quiz

bij verzien worden de lenzen
A
boller
B
platter

Slide 28 - Quiz

bij het verslappen van de lensbandjes wordt de lens
A
boller
B
platter

Slide 29 - Quiz

met een plattere lens zie je
A
veraf
B
dichtbij

Slide 30 - Quiz

Wat is accomoderen
A
het ontspannen van de oogspieren
B
het naar boven en naar beneden draaien van het oog
C
het aanpassen van de lens

Slide 31 - Quiz

de kegeltjes in het netvlies zijn voor
A
beeldvorming
B
kleuren zien
C
scherpte van het beeld
D
zwart/wit zien

Slide 32 - Quiz

iemand die kleurenblind is heeft een afwijking aan
A
de staafjes
B
de lenzen
C
de kegeltjes
D
de pyramides

Slide 33 - Quiz

Welk onderdeel vangt de geluidstrillingen op?
A
Slakkenhuis
B
Trommelvlies
C
Oorschelp
D
Gehoorbeentjes

Slide 34 - Quiz

Met staafjes zie je.....
A
Kleur
B
Zwart en wit

Slide 35 - Quiz

Juist of onjuist: Kegeltjes hebben MEER licht nodig dan staafjes om goed te kunnen werken.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

Wat doen de zintuigcellen in het slakkenhuis als er geluidstrillingen in komen?
A
Ze brengen de gehoorbeentjes in trilling.
B
Ze horen geluid.
C
Ze geven impulsen aan de hersenen.
D
Ze houden de druk in het middenoor en het uitwendige oor gelijk

Slide 37 - Quiz

Wat is de juiste weg die de geluidstrillingen in je oor volgen ?
A
trommelvlies-gehoorbeentjes-slakkenhuis
B
trommelvlies-slakkenhuis-gehoorbeentjes
C
gehoorbeentjes-trommelvlies-slakkenhuis
D
slakkenhuis-trommelvlies-gehoorbeentjes

Slide 38 - Quiz