3v WH voorzetsels en persoonlijke voornaamwoord

Wiederholung!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wiederholung!

Slide 1 - Slide

welche Übersetzungen gibt es für "naar"?
A
nach, in, zu
B
nach, in
C
nach, zu
D
nach, in, zu, bei

Slide 2 - Quiz

nach (+3e)
in (+4e)
zu (+3e)
bij plaatsen en landen zonder lidwoord
bij landen met lidwoord
personen en overige gevallen
ergens een gebouw ingaan
bij richtingen

Slide 3 - Drag question

nach
in (+4e)
zu
naar Zwitserland reizen
naar bed gaan
naar Duitsland
naar mijn vriendin gaan
naar het station gaan
naar school gaan
naar mijn opa gaan
naar de bios gaan
naar Den Haag fietsen

Slide 4 - Drag question

Ich fahre (naar) meinem Opa.
A
zu
B
nach
C
in

Slide 5 - Quiz

Wir fahren (naar) Arnhem.
A
zu
B
nach
C
in

Slide 6 - Quiz

Ich muss (naar) Krankenhaus
A
zur
B
nach
C
ins

Slide 7 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

mir/mich
dir/dich
ihr/sie
ihm/es
ihm/ihn
uns/uns
euch/euch
Ihnen/Sie
ihnen/sie
mij
jou
hem
het
ons
haar
jullie
u
hun/hen mv

Slide 9 - Drag question

Ich bin hier mit (jou) ....
A
dich
B
dir
C
du
D
mir

Slide 10 - Quiz

Du gehst mit (mij) .... nach Hause.
A
mir
B
mich
C
ich
D
ihr

Slide 11 - Quiz

Wir sind nach (jullie) .... an der Reihe.
A
wir
B
euch
C
uns
D
ihr

Slide 12 - Quiz

Wir haben das von (u) .... bekommen.
A
Ihnen
B
Sie
C
ihnen
D
sie

Slide 13 - Quiz