K2 grammatica deel 2

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3,4

Herzlich Willkommen!

Was machen wir heute?

Grammatik: 

 Wiederholung Präpositionen (voorzetsels) 

Wiederholung Personalpronomen (persoonlijk voornaamwoord)
 

Voorzetsels met de 4e naamval:

durch - door

für - voor

ohne - zonder

um - om

bis - tot 

gegen - tegen

entlang - langs

bis - tot

entlang - langs

mit   

nach  

bei

seit

von

zu

aus

met

na, naar

bij

sinds

van, door

naar (bij personen), tot, bij

uit

3e

aus

bei

mit

nach

seit

von

zu

uit

bij

met

na, naar

sinds

van

naar

durch

für

ohne

um

bis

gegen

entlang

door

zonder

om

voor

tot

tegen

langs

3e naamval?

^{Sie geht zu (hem) ....}

Wir fahren mit (jullie) ... nach Deutschland

Stappenplan

- Staat er een voorzetsel in de zin? Of ontleden?

- Ja er staat een naamval in. Welke naamval hoort hierbij? 

- Juiste vorm erbij zoeken in tabel

Ontleden

1e naamval = onderwerp

3e naamval = meewerkend voorwerp

Ich gebe ihm das Buch.

4e naamval = lijdend voorwerp

Ich habe ihn gesehen.

Personalpronomen

ich

du

sie

es

er

wir

ihr

Sie

sie

ik

jij

hij

het

wij

zij

jullie

u

zij mv

mir

dir

ihr

ihm

ihm

uns

euch

Ihnen

ihnen

mij

jou

hem

het

ons

haar

jullie

u

hun/hen mv

Ich bin hier mit (jou) ....

1. dich
2. dir

Du gibst ...... das Heft.

1. mir
2. mich

Ihr seid nach (ons) .... an der Reihe.

1. wir
2. euch
3. uns
4. ihr

Wir haben das von (u) .... bekommen.

1. Ihnen
2. Sie
3. ihnen
4. sie

aus, bei, mit, nach, seit, von, zu zijn met de .......... naamval

Maak E 23, 24, 26

1. 1
2. 3
3. 4
4. 3 en 4

Ohne mein......... Trabi (m) fahre ich nicht.

1. -
2. e
3. es
4. en