Ch 6 - 2HV

Chapitre 6: Ah oui, Paris!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Chapitre 6: Ah oui, Paris!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

BIENVENUE!
Programme:
1. On corrige l'exercice 6b
2. B: lire :ex. 9 jusqu'à 12

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Overhoring  voca A

Slide 3 - Slide

  • thuis max kwartier
  • WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!
  • schrijven, mindmap, eerst woordjes kleuren die lijken op het Nederlands, tekenen...
B. lire 
Leerdoel: 
- Internetpagina over reistips begrijpen.
- Ken je woorden die te maken met gebouwen en de stad 
- Weet je hoe je woorden opzoekt in een woordenboek.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bienvenue à Paris

  • titel - plaatjes: voorspellen!

  • blauwe blokjes onder tekst

  • woorden raden!




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bienvenue à Paris, page 54

  • Fais ex 9

  • Lees globaal, maak ex 10a

  • Antwoorden klassikaal




timer
3:00
timer
4:00

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bienvenue à Paris, page 54
  1. Lees intensief

  2. Maak ex 10b

  3. Antwoorden klassikaal

  4. Maak ex 11 




timer
10:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions





Indique le chemin. Schrijf op hoe je daar komt.
Excusez-moi! 
Vous pouvez m'aider?
Je cherche le supermarché.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

À la fin du cours:
  • Stoel aanschuiven.
  • Rommel? In prullenbak.
  • Rustig lokaal uit.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 6: Ah oui, Paris!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

BIENVENUE!
Programme:
1. On révise le vocabulaire A et B
2. Phrases-clés C : ex. 13, 14
3. Grammaire D: een vraag stellen in het Frans: 
16

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00
1. Neem de vocabulaire A en B (FN-NF)goed door! 5mn
2. overhoring 5mn

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

C- Phrases- clés : Demander et indiquer le chemin
Leerdoel:
Aan het eind van deze paragraaf :
- Kun je de weg vragen en de weg wijzen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

C. Phrases- clés et parler
1. Excusez-moi! Vous pouvez m’aider?      - Oui, bien sûr.
2. Je cherche la gare.                                        - C’est tout droit et                                                                                                   ensuite à gauche.
3. Vous pouvez répéter?
4 . C’est loin?                                                         - Non, c’est à 15                                                                                                           minutes à pied.
5. Alors, on y va en bus.








Slide 14 - Slide

This item has no instructions

A: Bonjour. Excusez-moi, (vraag om hulp).
< B: Bien sûr.
> A: Je cherche (noem een plek).
< B: C’est (zeg rechtdoor, links of rechts) et ensuite (zeg rechtdoor, links of rechts).
> A: Je ne comprends pas. (Vraag om herhaling.)
< B: Oui, c’est (herhaal je instructie).
> A: Merci. (Vraag of het ver is.)
< B: (Geef antwoord. Verzin zelf hoe ver het is.)
> A: Alors, on y va (noem een vervoermiddel). Merci beaucoup et au revoir.
< B: De rien!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

grammaire D 
een vraag stellen
a. il va au restaurant.
b. il va au restaurant?
noteer de vertaling van beide zinnen in je schrift.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


il va au restaurant.
il va au restaurant?

hij gaat naar het restaurant
gaat hij naar het restaurant?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden 
In het Frans kennen we de volgende vraagwoorden:
combien = hoeveel
comment = hoe 
où = waar
pourquoi = waarom
quand = wanneer
que/qu'est-ce que = wat
qui = wie 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

devoirs ( huiswerk)
ch 6 
* maak ex  16 a, d (luister naar de zin en zet er een punt of een vraagteken achter)
* 16 f
* leer le vocabulaire et les phrases ABC

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

BIENVENUE!
- Ga maar zitten volgens de plattegrond.
- Pak je boek .
- Je I-pad blijft in de tas.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 6: Ah oui, Paris!
Programma:
1. Herhalen :vraagwoorden correction exercices
2. E: Regarder ( 19,20 ,21)
3. F: Lire ( 22)
Toets : 30 mei

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Choisis le bon mot:
1. Combien / Qui es la fille blonde là- bas?
2. Tu vas à Paris quand? / qui?
3. Pourquoi/ qu'est- ce que tu vas à pied au collège?
4, Tu vas à la gare comment/ où?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

A: Tu es
A- Tu es _______?
B: Je suis chez Louise.
A: C’est ________ Louise? B: C’est ma copine.A: ______________ tu es chez Louise?
B: Parce que c’est son anniversaire.
A: _______________ tu as acheté comme cadeau?
B: J’ai acheté un parfum.
A: _________________ de de copains elle a i

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Regarder: 
Aan het eind van deze paragraaf:
- Kun je de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.
- Ken je woorden die te maken hebben met activiteiten. 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

F- lire 
Aan het eind van deze paragraaf
- Kun je een forum over verhuizen begrijpen.
- herken je de structuur van een tekst: inleiding, middenstuk, slot 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Inleiding, middenstuk en slot
Om een tekst goed te begrijpen, is het handig om te weten hoe een tekst in elkaar zit.
Het eerste deel van een tekst is de inleiding. Hierin maak je kennis met het onderwerp. Vaak gebeurt dat met een voorbeeld of een anekdote. De inleiding bestaat meestal uit één alinea. Vaak is het schuingedrukt of vetgedrukt.
Het middenstuk is het grootste gedeelte van de tekst. Daarin staat de meeste informatie. Het middenstuk bestaat uit meer alinea’s.
De laatste alinea van een tekst is het slot. Hierin wordt het belangrijkste uit de tekst vaak kort herhaald of een conclusie getrokken.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs
Maak af: t/m 24 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 6: Ah oui, Paris!
Programma:
1. Voc. E doornemen / overhoren.
2.  Phrases-clés H (ex. 26,27)
3. Grammaire ww: aller= gaan
ex. 29,30, 31
Toets : 30 mei

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

timer
2:00
1. Neem de vocabulaire E (FN-NF)goed door! 2 mn
2. overhoring 2 mn

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

1. Tu habites où?                  - J'habite à Paris.
2. Tu aimes Paris?     -    Oui, parce que c'est une grande ville.
3. On va boire quelque chose?      - Oui, on va aller à une terasse.
4. Comment tu vas au café?        - On va au café à pied.
5. Qu'est- ce qu'on va faire après? - On va jouer à la console.
Phrases-clés :  ex. 27

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Les devoirs 
Fais les exercices: 29 d ,30,31

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 6: Ah oui, Paris!
Programma:
1. correction: ex: 29e, 30b.
2. herhalen vraagwoorden
3. oefentoets 
3. F: lire ( 22,23,25) thuis af maken

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Ex. 30b. le futur proche
1. tu (gaat doen)= tu vas faire
2. Je ( ga bezoeken)= je vais visiter
3. Nous ( gaan eten) = nous allons manger 
4. il ( gaat spreken) = il va parler
5. Ils ( gaan dansen)= ils vont danser
6. vous ( gaan spelen)= vous allez jouer 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Vraagwoorden. vul de zinnen aan met de juiste vraagwoord 
1. Tu vas à Disneyland Paris avec ____________? Je vais à
       Disneyland avec ma copine Sophie.
2 ________________ de touristes visitent Disneyland par an? Des
        millions de touristes!
3. Tu vas ___________ en vacances? Je vais en Italie.
4. _______________ tu vas en Italie? parce que j'aime ce pays. 


Slide 38 - Slide

This item has no instructions

1. Tu vas à Disneyland Paris avec qui ? Je vais à
       Disneyland avec ma copine Sophie.
2  - Combien de touristes visitent Disneyland par an? Des
        millions de touristes!
3. Tu vas en vacances? Je vais en Italie.
4. Pourquoi tu vas en Italie? parce que j'aime ce pays.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Oefentoets maken en nakijken

Slide 40 - Slide

This item has no instructions