ZInsontleden (alles)

Welke zinsdelen
hebben we?
1 / 15
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke zinsdelen
hebben we?

Slide 1 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank.
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 2 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal de temperatuur stijgen
D
zal stijgen

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje.
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 6 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 7 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen.
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 8 - Quiz

Waar denk je aan bij een bijwoordelijke Bepaling

Slide 9 - Open question

Bijwoordelijke Bepaling 
  1. Persoonsvorm
  2. Gezegde 
  3. Onderwerp 
  4. Lijdend voorwerp
  5. Meewerkend voorwerp 

Slide 10 - Slide

Welke vraag stel je?
  • Wanneer
  • Waarvoor 
  • Waar
  • Hoe 
  • Waarmee

Slide 11 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter.
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 12 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 13 - Quiz

Welke samengestelde zin is correct?
A
De mensen zijn moe, omdat ze te hard hebben gewerkt.
B
De mensen zijn moe, omdat ze hebben te hard gewerkt.

Slide 14 - Quiz

Welke samengestelde zin is correct?
A
De burgemeester is bekend in onze stad, maar hij is landelijk niet bekend.
B
De burgemeester is bekend in onze stad, maar is hij landelijk niet bekend.

Slide 15 - Quiz