Talent klas 1, herhaling 1.8 en 2.8

Talent klas 1, herhaling 1.8 en 2.8
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Talent klas 1, herhaling 1.8 en 2.8

Slide 1 - Slide

Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die je kunt 'doen'

Je kunt er een ik/hij/wij-rijtje van maken

Ik help
hij helpt
wij helpen

Slide 2 - Slide

Stam
Het hele werkwoord -en

koken - kok
lopen - lop
helpen - help
reizen - reiz
schrijven - schrijv

Slide 3 - Slide

Werkwoorden t.t.
In de t.t zijn er 3 persoonsvormen mogelijk:

hele ww                                    ik-vorm                                    ik-vorm + t
wij helpen                                ik help                                       jij helpt         
zij helpen                                 help jij?                                     hij/zij helpt   
jullie helpen                            help ik?                                     helpt hij?
helpen wij?                              help!                                           het helpt                      




Slide 4 - Slide

Wat is de stam van 'vergeten'

Slide 5 - Open question

wat is de stam van 'kijken'?

Slide 6 - Open question

Wat is de stam van 'klappen'?

Slide 7 - Open question

De stam is hetzelfde als de ik-vorm
A
waar
B
niet waar
C
soms wel, soms niet

Slide 8 - Quiz

Vul in met het werkwoord 'lopen'
ik ................ jij ..................
................ jij hij ..................

Slide 9 - Open question

Vul in met het werkwoord 'drijven'
ik ................ jij ..................
................ jij hij ..................

Slide 10 - Open question

Vul in met het werkwoord 'blozen'
ik ................ jij ..................
................ jij hij ..................

Slide 11 - Open question

Ik ........... mijn hond een kunstje. (leren)
A
ler
B
leer
C
leert
D
leren

Slide 12 - Quiz

Mijn zus ........ de uitleg niet. (snappen)
A
snapp
B
snap
C
snapt
D
snappen

Slide 13 - Quiz

Ik .......... dat niet leuk! (vinden)
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vin

Slide 14 - Quiz

................... jij dat leuk? (vinden)
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vin

Slide 15 - Quiz

De buurman ................. dat ook niet leuk! (vinden)
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vinden

Slide 16 - Quiz

............. jouw broer dat leuk? (vinden)
A
vind
B
vint
C
vindt
D
vinden

Slide 17 - Quiz

Hoofdletters
- begin van de zin
- namen

Let op:
's Morgens ..........

Slide 18 - Slide

Punt
Aan het eind van een gewone zin.

Slide 19 - Slide

Uitroepteken
- Als je iets roept.
- Als je iets duidelijk wilt zeggen.

Kom gauw kijken!
Laat me los!

Slide 20 - Slide

Vraagteken
Staat aan het eind van een vraagzin.

Ga je mee?
Wat vind jij een mooie kleur?

Slide 21 - Slide

Komma
- bij een opsomming
Op tafel liggen mijn boeken, mijn mobiel en mijn sleutels.

- vóór woorden zoals: want, maar en omdat
Ik lag gisteren laat in bed, want ik ging Sint Maarten lopen. 

Slide 22 - Slide

Dicteewoorden blz. 58
applaudisseren
de carrière
het compliment
noteren
origineel
de paragraaf
populair
zelfverzekerd

Dicteewoorden blz. 119
accepteren
de alinea
bezorgd
gevoelig
de liniaal
twijfelen
voorbereiden
de vriendschap

Slide 23 - Slide

Zelf oefenen (kies uit)
- test jezelf 1.8
- test jezelf 2.8
- dicteewoorden oefenen (blz. 68 en 119)
- versterk jezelf: werkwoordspelling
- versterk jezelf: leestekens

Slide 24 - Slide