Quiz over de begrippen van Hoofdstuk 7 en 8 Economie

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Wat is waar?

1. De betalingsbalans heeft een tekort als de export groter is dan de export
2. Op de betalingsbalans staat de waarde van de uitvoer en import
3. De betalingsbalans is altijd in evenwicht

de exportquote is:

1. De uitvoerwaarde
2. de uitvoerwaarde als % van net nationaal inkomen
3. de invoerwaarde
4. Geld wat binnenkomt

De importquote is:

1. de totale invoerwaarde
2. de invoerwaarde als % van het nationaal inkomen
3. alles wat gekocht wordt in het buitenland
4. Het zakgeld wat je krijgt

Veel handelen met het buitenland heet:

1. open economie
2. gesloten economie
3. internationale economie
4. nationale economie

Een ander woord voor
doorvoerhandel is ...

1. wederinvoer
2. invoer
3. wederuitvoer
4. uitvoer

Waar staat de EMU voor?

1. Europese Moderne Unie
2. Europese Monetaire Unie
3. Europese Metaal Unie
4. Europa Voor Moeders Unie

een interne markt is:

1. Markt in je woonhuis
2. Markt in Europa. Er zijn geen grenzen meer.
3. Markt in je bedrijf

Een maximum aan de invoerhoeveelheid noemen we
ook wel ...

1. contingentering
2. exportsubsidie
3. importheffingen
4. invoerrechten

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?

1. wordt hoger
2. wordt lager

Invoerrechten zijn

1. een belasting
2. een subsidie

Wat zijn protectiemaatregelen?

1. Overheid beschermt de eigen economie
2. de overheid beschermt de Economie van een ander land

Globalisering zorgt voor steeds meer onderlinge contacten

1. ja
2. nee
3. in rijke landen
4. in arme landen

Sinaasappels produceren in Spanje en spruitjes in Nederland.
Dit is een voorbeeld van

1. interne arbeidsverdeling
2. externe arbeidsverdeling
3. geografische arbeidsverdeling
4. internationale arbeidsverdeling

Internationale concurrentiepositie is:

1. goedkoper produceren dan andere landen
2. Sneller te kunnen produceren.
3. Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen

De afhankelijkheid van 1 of enkele producten noem je:

1. monoproductie
2. productafhankelijkheid
3. enkelcultuur
4. monocultuur

De verhouding tussen de gemiddelde exportprijzen en de gemiddelde importprijzen noem je

1. gelijke handel
2. ruilhandel
3. fair trade
4. ruilvoet

Wat betekent WTO

1. Eerlijke handel
2. Maatschappelijk verantwoord ondernemen
3. Wereldhandelsorganisatie
4. Wereldbank

Wat bedoelen we met
'bilaterale hulp'?

1. Hulp van de Verenigde Naties
2. Hulp voor en door meerdere landen
3. Hulp tussen twee landen onderling
4. Hulp voor economische zelfstandigheid

Kleine lening zonder onderpand om de arme bevolking te helpen een menswaardig bestaan op te bouwen.

1. analfabetisme
2. microkrediet
3. Bestaansmiddelen
4. levensverwachting

Wat betekent: Fairtrade

1. Eerlijke handel
2. Maatschappelijk verantwoord ondernemen
3. Wereldhandelsorganisatie
4. Wereldbank